Rechter Maureen Dayala heeft maandag 16 augustus vonnis gewezen in de zaak tegen Radj Oedit. Oedit werd op 18 januari 2021 bij verstek veroordeeld tot een celstraf van zestien jaar en een boete van SRD 350.000, bij niet betaling te vervangen door twaalf maanden hechtenis, voor de invoer van 488 kilococaïne. Hiertegen ging Oedit in hoger beroep.
Het Openbaar Ministerie dagvaardde Oedit in de verzetzaak voor 15 maart 2021. De advocaten van Oedit, Irvin Kanhai en Chandra Algoe, wierpen verweren op tegen deze dagvaarding waarbij zij vroegen om de dagvaarding nietig te verklaren, omdat het nummer op de dagvaarding
ontbrak en in de akte van uitreiking de verkeerde autoriteit was opgenomen van wie het schrijven uitging.
Ook vroegen de advocaten als tweede optie om de strafzaak te schorsen totdat Oedit in een betere medische conditie verkeert en vanuit Nederland naar Suriname kan afreizen om de behandeling fysiek bij te wonen.
De Kantonrechter stelde in haar vonnis, dat de dagvaarding is uitgereikt conform de wet van de aangezochte staat, in deze dus Nederland. Algoe en Kanhai hadden eerder aangegeven dat zowel naar Nederlands als naar Surinaams recht de akte van uitreiking aan gebreken lijdt.
Daarnaast stelde de rechter, dat niet aannemelijk is gemaakt hoe Oedit geschaad is in zijn belangen door deze dagvaarding.
Inzake de schorsing van de zaak, stelde de rechter dat naar haar oordeel Oedit er belang bij heeft om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak, maar dat Oedit ervoor kiest om niet aanwezig te zijn. De rechter stelde dat de overgelegde medische verklaring niet steekhoudend
is en verwees naar de vonnissen die door de Nederlandse rechter zijn uitgesproken over de medische conditie van Oedit.
De rechter concludeerde tot vervallen verklaring van het verzet en
de ten uitvoerlegging van het vonnis van 18 januari 2021.