Er is de afgelopen dagen vooral in het kader van het eenjarig bestaan van de nieuwe regering midden juli, soms met irritatie gereageerd door zelfs vooraanstaande leden van de fractie van de coalitie van DNA over het uitblijven van inkomstenverhogende maatregelen door de regering van Suriname. Er is veel gehaal en getrek en ruzie geweest met de oppositie in haar nieuw verkregen rol in DNA en een jaar was heel snel om. De regering had aanpassingen van tarieven beloofd die al heel lang zijn achterhaald, maar de regels zijn nog niet in werking. Er zijn verder sectoren die geen belasting afdragen en formeel zijn de participanten in die sectoren werkloos. We hebben een heel grote informele sector in Suriname. Een deel van de informele sector staat te boek als werkloos, dus rijp om in aanmerking te komen voor een Bazo-kaart die betaald wordt door de Staat. Wanneer het onderzoek goed wordt gedaan dan zal men ontdekken dat de een deel van de werkenden in de informele sector behoort tot de best verdienende loontrekkers in het land. Er zijn politieke groepen in de samenleving die de informaliteit wensen te verdedigen, door bijvoorbeeld aan te dragen dat de informele sector behoorlijk bijdraagt bijvoorbeeld omdat ze ook aan de pomp grote hoeveelheden benzine kopen en dus bijdragen aan het ophalen van de government take. Die verdediging gaat niet op omdat noch in de loonbelastingwetgeving noch in de inkomstenbelastingwetgeving een uitzondering is toegestaan voor belastingplichtigen die grote hoeveelheden brandstof of andersoortige heffingen betalen. Er zijn sectoren die formeel zijn, dus belasting betalen, en die ook grote hoeveelheden brandstof kopen en dus ook bijdragen via de government take. De verdediging gaat niet op, er is geen rechtvaardiging voor de informele sector om informeel te zijn. Het is oneerlijk en een benadeling van de staat om informeel te zijn, dus om geen inkomstenbelasting te betalen, van de werknemers geen loonbelasting af te dragen, voor werknemers geen bazo-kaart te regelen, noch de AOV-pensioenpremie noch de premie voor de algemene pensioen af te dragen, de SOR-verzekering niet te sluiten en geen rekening te houden met bijvoorbeeld te werktijden van de Surinaamse regering. De informaliteit betekent dat een deel van de economisch actieven niet bijdraagt aan de faciliteiten waarvan ze wel profiteren zoals de infrastructuur, het onderwijs en de openbare gezondheidszorg waaraan de staat veel belastingmiddelen moet uitgeven. Het deel dat formeel is, dus niet doet aan belastingontduiking, verzekeringen wel sluit etc… die maakt in gelijke mate als de informelen gebruik van de genoemde faciliteiten maar die draagt wel bij en houdt zijn voor hun privé minder over. Steeds als er belastingverhogingen zijn dan worden de formelen de dupe van de maatregelen en gaan de informelen lekker door met het ontduiken van belastingen, verzekeringen en premies. De regering heeft een grote uitdaging om aan deze oneerlijkheid een halt toe te roepen. Degenen die belasting betalen en loontrekker zijn, hebben geen algemene bond waar ze tegen de oneerlijkheid in het geweer kunnen komen. Dat is wel het geval met de ondernemers die allerlei sectorverenigingen zijn verenigd waaronder de VSB. Deze organisaties komen niet sterk op tegen de illegaliteit en de informaliteit, waarschijnlijk omdat in hun zakenketens deze bedrijven ook voorkomen en men ook goederen of diensten van deze informele groepen afneemt. Maar zeer zeker is de overheid, die te maken heeft met een grote verspilling en een groot financieringsprobleem, belanghebbend om orde op zaken te stellen. Wanneer mensen van een dak vallen dan komt heel vaak de aap uit de mouw: men is dan niet verzekerd. De sociale dienst moet dan mensen gaan bijstaan. En zo ontstaat er door de informaliteit veel ellende. Onze gezondheidssector heeft een liquiditeitsprobleem, omdat een deel van de mensen die naar de dure hospitalen en specialisten gaan geen premies betaalt. De informele sector zou zelfs groter zijn dan de formele sector. Recent heeft de regering een verkapte vorm van formalisatie van de informele sector geprobeerd door te voeren door de overheidssteun te koppelen aan formaliseren, bijvoorbeeld door een melding bij de belastingdienst te vereisen. Een groot deel van de informele sector heeft de overheidssteun gelaten voor wat het is en heeft gekozen om informeel te blijven. De voordelen van het informeel zijn zijn namelijk veel groter dan de voordelen om formeel te zijn en een bescheiden uitkering te ontvangen. Aan de top van de informele sector staan naar alle waarschijnlijkheid twee groepen namelijk de bouwsector en de kleinschalige goudsector. Bij formaliseren van deze twee groepen, kan de maatregel om te beginnen minder pijn doen en kan de regering tegelijk ook relatief meer middelen ophalen. De formalisering van de goudsector was bijvoorbeeld nagestreefd door de vorige regering, maar het is zeker gestrand. Over de redenen zullen we hier niet uitweiden. Deze groep heeft een goede politieke lobby in DNA, maar er zouden zo te zien geen tegenstanders zijn van het formaliseren, oftewel ordenen, van deze sector. De regering moet met een win-win-situatie en een bewustwordingsprogramma de sector tegemoet gaan. Van deze gelegenheid moet ook gebruik gemaakt worden om in het kader van het Minamataverdrag af te komen van het systeem dat kwik gebruikt. Het financieren van de conversie naar een milieuvriendelijk systeem moet geheel ten laste komen van de staat en internationaal is er veel milieugeld om deze mitigatiemaatregelen te financieren. Maar wanneer men in de goudsector ordent, moet men breed gaan en iedereen meenemen, ook de ogenschijnlijk onaantastbare scalians. In deze sector wordt er met cashdollars betaald, wordt er met onverzekerde werknemers gewerkt en de fiscus ruikt niets van de omzetten die hier plaatsvinden. Het is onvoorstelbaar dat in een land dat in principe geordend is, de wildwest zolang met open ogen wordt toegestaan.