Op het vlak van het bekostigen van de energie maken wij in Suriname een enorm vervelende tijd mee. Stroomprijzen zijn op het punt om behoorlijk te worden verhoogd, maar ook de prijs van brandstof heeft een enorme piek meegemaakt. De bus pakken is ook moeilijker geworden omdat vernomen wordt dat deze al veel onregelmatiger rijden dan voorheen. Burgers verliezen uren als ze de bus moeten pakken. De huidige prijsbepalingsmethode kent een aantal problemen. De minister van Financiën heeft nu huiswerk en zal met methodes moeten komen hoe aanvaardbare prijzen voor brandstof kunnen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de normale consument (de burger die de auto rijdt voor o.a. werk), de transportsector (o.a. openbaar vervoer), de ondernemers die fabrieken draaien, de pompstationhouders en voor de staatskas (die per liter brandstof een zeker inkomen heeft in de vorm van de variabele government take). Er zal nu met de prijsbepaling van de brandstof met een aantal ontwikkelingen rekening moeten worden gehouden, bijvoorbeeld door het nieuwe monetair-fiscale beleid. Zo zal bij de prijsbepaling geen koerscompensatie gegeven kunnen worden, omdat deze aanpak niet meer is toegestaan binnen het nieuwe koersraamwerk. De regering meent dat het systeem van koerscompensatie leidt tot verstoringen op de valutamarkt. De oliebedrijven maken meer dan 50% van de valutamarkt uit. De regering zegt dat door de garantie van koerscompensatie ondernemers de gewoonte om dure dollars te kopen zullen voortzetten, en dat meent de regering dus terecht. Het maakt niet uit tegen welke koers men op de markt dollars koopt, het verschil krijgt het koersverschil gegarandeerd via de government take. Dit leidt inderdaad tot een opwaartse druk op de koers. De regering wil nu niet dat de hoogte van de overheidssubsidie bepaalt wordt door de koers. Als de koers stijgt dan moet het niet zo zijn dat de subsidie ook stijgt, want dat leidt dan tot een onvoorspelbare begroting en een onbeheersbaar begrotingstekort. De regering zegt ook dat ook wanneer het gaat om de brandstof, ze volgens een planning wil komen tot afbouw van de subsidie. De regering wil voor bepaalde doelgroepen brandstof nog subsidiëren. Die subsidie hoeft niet te betekenen dat de regering extra uitgaven doet, maar door kortingen eerder inkomsten ontbeert. De vraag rijst in deze dus welke groepen de regering wil subsidiëren. Want eigenlijk wordt van de laagverdieners verwacht dat ze van het openbaar vervoer gebruik maken, uiteraard moet er dan een goed aanbod zijn van openbaar vervoer, waar ook dus covid-regels in acht worden genomen. Dat betekent dus dat het openbaar vervoer wordt gesubsidieerd, want we gaan niet ervan uit dat de kleine man gesubsidieerd wordt zodat hij openbaar vervoer laat en in zijn auto het verkeer in stapt. Financiën wil ook bij het subsidiesysteem overgaan op subjectsubsidie systeem waarbij niet de prijs, maar individuele burgers worden gecompenseerd. Financiën zal inderdaad voor het ontwikkelen van een vervoersubjectsubsidie een systeem moeten uitwerken. De regering zal nu maandelijks de pompprijs vaststellen en betekent dat dat tussentijds de benzineprijs niet verhoogd kan worden. De bevolking zal steeds haar hart vasthouden wanneer de pompprijs maandelijks wordt vastgesteld, want de komende maanden is dat te vaak gebeurd en is de prijs nu al bijna verdubbeld. De regering zegt dat men de rust op de markt wil bewaren door maandelijks de prijs te bepalen, maar de onrust zal blijven totdat de stabilisatie is ingetreden. Opmerkelijk is dat de regering aangeeft dat voor de pompprijsvaststelling de werkelijke inkoopprijs (zoals opgegeven aan bijvoorbeeld de douane) niet van belang. Maar de regering zegt ook dat stijgingen van de internationale olieprijs doorwerken in de pompprijzen.
De regering zal een maximumprijs vaststellen en we weten dan dat de interne concurrentie niet ertoe leidt dat men lager dan de maximumprijs zal zitten. Aan de pomp en ook elders waar maximumprijzen bestaan is er de neiging om steeds op het maximum te zitten. Bij grootafnemers zouden de retailers misschien kortingen kunnen geven, maar dat kunnen ze nu al doen. De regering wil een beleid dat de pompprijs bepaald wordt door de koersnotering van de Centrale Bank. Een bedrijf dat in staat is goedkoper dollars te kopen zal hierdoor een extra winstmarge weten te behalen. Maar is dat nu ook niet zo? De drive naar de lagere koers zal de koers naar beneden drukken is de beredenering van de regering. Het lijkt wel plausibel maar of het zal werken is de vraag. Dat merken we wanneer het nieuwe systeem in werking is. Uiteindelijk wil de regering een zogenaamde price-cap die hetzelfde is voor alle bedrijven. Deze is niet gebaseerd op hun eigen werkelijke kosten en leidt tot indirecte concurrentie en daarmee tot hogere efficiëntie. Onder een price-cap systeem zullen bedrijven onder de kostprijs willen gaan liggen. Onder de price-cap gaan zitten leidt dus tot hogere winsten, maar niet tot consequenties dat deze winsten zullen worden afgeroomd (“clawed back”). Interessant en complimenten aan Financiën dat men aan een stukje financiële engineering wil gaan doen. We kijken wel of het systeem werkt.