De val van Tenochtitlan 500 jaar later
DOOR JORDI BOU

Na een belegering van drie maanden veroverden Spaanse conquistadores onder Hernán Cortés de stad Tenochtitlan op 13 augustus 1521, waarmee een einde kwam aan de Azteekse beschaving. Het hedendaagse Mexico-Stad werd gebouwd op de ruïnes van de Azteekse hoofdstad.

De veranderende strijd begon op 22 mei 1521, toen Cortés en zijn 800 Spanjaarden, waaronder infanterie, cavalerie en schepen geladen met kanonnen – plus 50.000 inheemse bondgenoten – Tenochtitlan belegerden.

Ze waren de stad in 1520 binnengekomen, maar waren een paar maanden later met grote verliezen verjaagd, waarbij ze het grootste deel van hun geplunderde goud achterlieten.

Maar de Spanjaarden konden putten uit hun ervaring met belegeringen tijdens de onlangs afgesloten christelijke reconquista van het islamitische Spanje.
Ze sneden de toevoer van zoet water en voedsel voor de stad af.

Tijdens het korte verblijf van Cortés in Mexico-Stad in 1520 raakten de Azteken besmet met pokken. De ziekte decimeerde de bevolking van Tenochtitlan en verzwakte hun strijdkracht aanzienlijk.

Het beleg van Tenochtitlan duurde maanden totdat de stad uiteindelijk op 13 augustus in handen van de conquistadores viel.
Het was een van de weinige keren dat een georganiseerd inheems leger, onder plaatselijk bevel, Europese kolonisatoren tot stilstand bracht. Na vele maanden werd hun definitieve nederlaag een sjabloon voor een groot deel van de kolonisatie die volgde.

De markering van het 500-jarig jubileum zet de relatie tussen Mexico en Spanje onder druk.
In maart stuurde de president van Mexico, Andrés Manuel López Obrador, een brief aan de Spaanse koning Felipe VI en paus Franciscus waarin hij hen aanspoorde om zich te verontschuldigen voor de mensenrechtenschendingen die 500 jaar geleden zijn begaan tijdens de verovering van de regio.

Spanje wees zijn verzoek af en riep in plaats daarvan op tot een ‘constructief perspectief’.

error: Kopiëren mag niet!