In Nederland is door een Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden (hierna te noemen ‘de groep’) dat door de Nederlandse regering is ingesteld, een rapport uitgebracht over het slavernijverleden van Nederland en hoe daarmee om te gaan. Opvallend is dat de groep bij het formuleren van haar adviezen uitsluitend dan wel voornamelijk gefocust is op de ‘samenleving’, en dat is de Nederlandse samenleving waarin de leden van de groep zelf functioneren en acteren. De opdracht die de groep, die op 1 juli 2020 ingesteld is door minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, is geweest “om een dialoog te organiseren over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in de hedendaagse samenleving, gericht op een bredere erkenning en inbedding van dit gedeelde verleden in de Nederlandse samenleving”. Uit de opdracht blijkt dus duidelijk dat de Nederlandse Staat zich alleen verantwoordelijk wil houden voor de doorwerking van de slavernij in Nederland zelf. De doorwerking echter van de slavernij is nog meer in de landen die nog ploeteren om te overleven en die gebukt gaan onder zwakke structuren en instituties die door de Nederlanders zijn achtergelaten toen ze hun biezen pakten. De doorwerking van de slavernij is vele malen meer in Suriname, waar via de orale traditie ook de hedendaagse generaties op de hoogte zijn en voelen hoe hun voorouders nog tot 140 jaar terug nog zijn uitgebuit, verkracht, vermoord, onderdrukt en mishandeld. Het gaat niet alleen om het halen en brengen van slaven, het gaat ook om de koffie, cacao en suiker die door bloed, zweet en tranen van de slaven zijn geproduceerd voor de Europese consumptie. De groep heeft de opdracht gehad om te kijken naar de doorwerking van de slavernij “in onze samenleving” (de Nederlandse) dus er is geen reden voor Suriname om hoera te roepen. Het gaat in deze nog totaal niet om Suriname, maar ok Amsterdam en andere steden waar de zwarte mensen wonen. De opdracht heeft een egoïstische insteek: in de opdracht draait het om het vredig voort kunnen leven van de witte mens in deze steden zonder last van de zwarte menden die afwijkend gedrag kunnen vertonen vanwege de posttraumatische doorwerking van het slavernijverleden.
De indruk wordt uit de aanbevelingen gewekt dat de Nederlandse regering op den duur een gebaar moet maken van de nazaten van de tot-slaaf-gemaakten die in Amsterdam en andere steden van Nederland wonen. Na een jaar zeggen we weer dat de Nederlandse regering wanneer het gaat om het slavernijverleden, niet bereid is om over de grenzen van het huidige koninkrijk te kijken. Daarbij hebben ze mee de nazaten van de tot-slaaf-gemaakten die zich in het Nederland van heden nog steeds als slachtoffer typeren. Heel terecht is door de voorzitter van de Nationale Reparatiecommissie Suriname, de econoom Armand Zunder, gesteld dat de verontschuldigingen van de burgermeester van Amsterdam uitgesproken op 01 juli 2021, niet specifiek gericht zijn. Het is in het openbaar gespuid en iedereen die voelt dat deze aan hem zijn gericht, moge het beschouwen als te zijn gericht aan hem. En als naar de opdracht van de groep wordt gekeken dan wordt het duidelijk dat het allemaal draait om ‘onze samenleving’, dus de Nederlandse samenleving. En ook daar zie je dat de Nederlandse regering niet bereid is om open en bloot uit te komen voor de uitbuiting van de tot-slaaf-gemaakten in Suriname maar ook in enkele delen van de Cariben.
De groep heeft geadviseerd dat er financiering komt van herstelmaatregelen waardoor er duurzaam geïnvesteerd kan worden in het verminderen van de gevolgen van het slavernijverleden. Dat zijn waarschijnlijk investeringen in Nederland zelf, zoals het financieren van het Kwakoefestival. De groep lijkt Suriname te hebben uitgesloten van herstelmaatregelen omdat de groep adviseert tot een “consensusrijkswet” via welke de herstelmaatregelen geïmplementeerd moeten worden. Een consensusrijkswet moet “de Caribische landen” de mogelijkheid bieden om mee te denken over de wijze waarop Nederland overgaat tot erkenning, excuses en herstel. Het lijkt er niet op dat men Suriname ook tot de Caribische landen meerekent, in elk geval zal een rijkswet niet in Suriname gelden. De groep adviseert voor een Koninkrijksfonds ter beschikking van passende, respectvolle omvang, ter structurele en duurzame financiering van herstelmaatregelen. Zal een Koninkrijksfonds ook Suriname tot zijn jurisdictie hebben nu Suriname duidelijk vanaf 1975 is getreden uit het koninkrijksverband? Een Koninkrijksfonds kan worden ingesteld waar het maatschappelijk middenveld in Nederland, de CAS- en BES-eilanden, projecten kan indienen
tot versterking van de positie van Afro-Antillianen en Afro-Surinamers. Dat staat in het rapport dus geen reparaties voor Suriname. Er wordt wel aanbevolen om alleen “waar toepasselijk” met Suriname in overleg te treden over de wijze van het te ontwikkelen herstelbeleid, met inbegrip van het Koninkrijksfonds. Dit beleid dient op 1 juli 2023 tot resultaat te hebben geleid. In de opdracht over het slavernijverleden is Suriname ook uitgesloten omdat de dialoog zich volgens de opdracht moest richten ‘op Nederlanders van Afrikaanse herkomst, maar op de Nederlandse samenleving in haar geheel, en op het gehele Koninkrijk, inclusief de Caribische delen’. Suriname is dus hier duidelijk in de dialoog uitgesloten. In het rapport wordt genoteerd door de groep dat “volgens de wetenschappers ook aandacht” moet zijn “voor onderzoekers uit de gemeenschappen van nazaten, in het bijzonder ook uit het Caribisch gebied en Suriname”, maar we zien geen Surinaamse bronnen uit Suriname. We zouden van onderling verraad onder de Surinamers van ‘daar’ naar ‘hier’ toe spreken, ware het niet dat de groep betreurd heeft dat Suriname uit het onderzoek is gelaten. Maar dat was niets anders dan mosterd na de maaltijd, waarschijnlijk om de witte opdrachtgevers goed gezind te zijn. Dat gevoel bekruipt ons vooral wanneer de groep aangeeft dat het advies niet is om alle geleden schade te compenseren. De econoom Zunder moet dus ergens anders terecht met zijn wetenschappelijke berekening van 39 miljard euro, niet bij onze ‘brada’s en sisa’s’ in Holland. De Surinaamse gemeenschap is dus intern verdeeld hoe om te gaan met herstel. Het zaad van verdeel en heers is bij deze weer gezaaid en niet zonder succes.