Er lijkt iets heel opmerkelijks maar tegelijkertijd weer karakteristiek voor Suriname gaande te zijn met de koers in Suriname. De huidige regeercoalitie en de Centrale Bank van Suriname (CBvS) waarschuwen figuren de koers zouden willen opdrijven, om dat niet te doen. Een soortgelijke waarschuwing zonder daaropvolgende maatregelen kwam van de vorige regering in de eerste helft van het verkiezingsjaar 2020. Daarachteraan werd ook met de meeste spoed een valutawet aangenomen. Zowel de valutawet als een dreigend kijken richting de malafide valutahandelaren werd resoluut afgekeurd door de vorige oppositie, nu de partijen die het land besturen. De VES had ook in min of meer gelijkluidende bewoordingen zowel het de schuld geven aan de valutahandelaren als de valutawet afgekeurd. Alle partijen aan de andere kant van de regeercoalitie waren het over een ding wel eens: de koers van de dollar wordt bepaald door de regels van vraag en aanbod. De schuld was aan de regering, omdat die niet in staat was om door goed beleid voldoende dollars aan te bieden aan de vragers van valuta. De vraag rijst bij ons nu wat maakt dat, nu men overgestoken is van oppositie naar coalitie, men opeens niet meer gelooft in de marktwerking en in de heilige absolute economische wetmatigheid van kracht en aanbod. Er werd zelfs gesproken van het ‘adagium’ van vraag en aanbod. De VES zei in dezelfde trend als de huidige coalitiepartijen, dat een koers niet naar beneden valt te zingen, met andere woorden dat dreigende woorden niet zullen helpen om een koers te beteugelen. Nu weten we ook niet meer of de coalitie geheel op een lijn staat wat betreft het beleid met betrekking tot de valuta in Suriname en dat bleek bij de wijziging van de valutawet recent. Aanvankelijk bleken de indieners van de aanpassing van de valutawet van oordeel te zijn dat er een restrictief beleid moest zijn wat betreft het verhandelen van valuta; alleen de centrale bank, de commerciële en de staatsbanken en de gecertificeerde wisselkantoren mochten, onder voorwaarden valuta ‘kopen en verkopen’. Wij hebben toen ons de vraag gesteld of het moest gaan om ‘kopen en verkopen’ (verhandelen als handelswaar van het handelsgoed de US dollar en de Euro) of het omwisselen van bedragen van en naar de US dollar en de Euro en omgekeerd met een strakke koers die exclusief met uitsluiting van anderen door de CBvS wordt bepaald. De mening van de toenmalige oppositie en de VES kwam hierop neer dat de dollar een handelsgoed moest zijn en dat de markt (de aanbieder oftewel degene die aanbieder kan zijn) de koers bepaalt. Er zou zelfs zijn beweerd door de VES dat de vereniging de regering en de monetaire autoriteiten zou voordragen voor een Nobelprijs voor het uitvinden van een economische wetmatigheid die zou werken: het net verhelpen van de dollarschaarste maar toch een koers beteugelen door een strakke vaststelling van de wisselkoers door CBvS. De tegenstrijdigheid van de regeercoalitie zit hem hierin: aanvankelijk was er een strakke regel en een verbod om valuta te verhandelen voor bijvoorbeeld de winkelier zonder een cambiovergunning. Het lid Belfort begon toen de eigen coalitie en eigenlijk de VHP-minister van Financien te ‘bombelen’, want hij vond dat de winkelier ook dollars nodig had en dat hij aangeboden dollars niet hoefde te weigeren. De gehele coalitie is toen het ermee eens geworden dat dat de winkeliers aangeboden dollars en euro’s mocht opkopen, al had hij geen cambiovergunning. Hij wees erop dat in de gemeenschap heel veel mensen zijn die werken in sectoren waar er met vreemde valuta wordt gewerkt, zoals taxichauffeurs te Albina, in de goudsector, ondernemers en winkeliers die in- en verkopen doen. “Het zijn allemaal hardwerkende mensen, wat gaat die taskforce dan doen met deze mensen? Gaan ze hun valuta afpakken? Ik ben ertegen en zal echt niet meewerken aan dit ding”, zei Belfort. De wetswijziging werd aangepast en het lid Belfort verklaarde toen in DNA en in de media dat hij content was en daarom nu wel voor de wet kon stemmen en dat deed hij tenslotte ook. Dus dan begrijpen wij het even niet: in DNA wordt gestemd voor een zeer liberaal beleid voor de opkoop en verkoop van dollars, de burger mag het voor de winkelier brengen, maar nu wil de MinFin en de governor streng doen en koersen en zo gaan bepalen en opleggen. Gaat dat wel werken, het zigzagbeleid en de inconsistentie. De valutawereld heeft weer bloed geroken en ze gaan aanvallen. De autoriteiten gaan in deze niks kunnen doen.
Opvallend was toen in de vorige regeerperiode dat deze zelfde CBvS en deze zelfde governor A noch B hebben gezegd toen de regering vanuit de valutawet aangaf dat de bank met autoriteit een koers moest bepalen. Het is niet gedaan, ervan uitgaande kennelijk dat een vaststelling van de koers door de CBvS en het opleggen aan de markt, niet werkt. En dan weer de vraag, als het dan niet zou en mocht werken, waarom moet en zou het nu wel kunnen werken? Iets heeft toen niet geklopt aan de houding van de toenmalige oppositie en de huidige coalitie of het klopt nu niet. De burger is met deze oproep van de CBvS en de minister van Financien dus in de war. Toen was het relaas dat deze oproep een rare spring was van een kat in het nauw gedreven, het zou een wanhoopsdaad zijn om de geldwisselaars dreigend aan te kijken. Wel, wat moet de burgerij dan nu ervan denken. Wat de gemeenschap dwars zit is de inconsistente houding van de politiek, de draai van 180 graden, ook van de monetaire autoriteit. Ter afsluiting herinneren we dat ook het IMF gelooft in de marktwerking en als ‘eis’ heeft gesteld dat de regering de wisselkoers loslaat, dus de omwisselingsfactor niet dicteert maar achteraf alleen het meet en vaststelt wat het op een gegeven moment is. Hoe rijmt dan het verhaal van vermeende opdrijving van de koers met het liberaal beleid dat het IMF, de VES en eerder ook de huidige coalitiepartijen voorstonden? It is a bit confusing, maar het is echt niet grappig. Want aan het eind van de dag is de man van de straat de gebeten hond als hij in de supermarket stapt.