Vorige week is toch bekend geworden dat na enkele verzoeken tot uitstel van betaling,
Fitch Ratings de rating van Suriname verlaagd heeft van C naar RD (Restricted Default). Dit was nadat Suriname voor de derde keer niet in staat bleek een significante lening af te lossen. De aflossing was van dien aard dat daarmee aangetoond kon worden of de regering van Suriname in staat of bereid was een omvangrijke schuld af te lossen. Fitch verlaagde de rating van Suriname omdat het bureau door de korte tijdspannen zeker wist dat Suriname niet genoeg tijd had om aan de obligatiehouders van de lening een betalingsuitstel te vragen. Het gaat hier om de US$ 675 miljoen dollar aan obligaties die in 2023 en 2026 verschuldigd waren en wel tranches van de lening nemen we aan. Het gaat om herschikte schulden, dus schulden waarover een nadere regeling zou zijn getroffen omdat Suriname niet in staat is de lening te betalen. We herinneren ons dat de VHP en naar verluidt ook de NPS een brief hadden geschreven naar de kredietverschaffer Oppenheimer om geen leningen aan de Surinaamse regering te verschaffen, omdat de regering (ongeacht wie zou regeren) niet in staat zou zijn om die lening af te betalen. Restricted default geeft (in termen van Fitch) aan dat een land in gebreke is gebleven bij het nakomen van een of meer van zijn financiële verplichtingen, hoewel het land nog steeds aan andere financiële verplichtingen voldoet. In mei 2020 had Fitch al voorspeld dat een aantal landen niet in staat of bereid zouden zijn om hun financiële verplichtingen tegenover derden na te komen. En het zou gaan om een recordhoogte van landen die in default zouden raken. Het gaat niet alleen om niet kunnen, maar ook om niet willen. Het gaat ook om het laatste want zo kiezen regeringen om bepaalde betalingen te blijven doen, zodat er geen interne onlusten in het land uitbreken. In Suriname is een voorbeeld de lonen van de ambtenaren. Volgens de Financiële Nota 2020 is de totale loonlast van de regering ongeveer 3 miljard SRD op jaarbasis. Dat is omgerekend 170 miljoen USD per jaar en 14 miljoen USD per maand. Als de regering zou kiezen om een maand geen lonen te betalen dan kan ze (theoretisch) 14 miljoen USD aflossen. Nu kan getheoretiseerd worden wat erger is: een nationale default of een internationale default. Opmerkelijk is dat er ook landen zijn die het middel van de inflatie zouden gebruiken (in de hand werken) om de gevolgen van inflatie te ontkomen. Dat kan bijvoorbeeld als de dollarinstroom/-verdiensten van de staat constant is en de Staat veel betalingen heeft te verrichten in de nationale munt. Een inflatie betekent dan dat de Staat minder dollars nodig heeft om in Suriname bijvoorbeeld de lonen van de ambtenaren te betalen, waardoor dollars overblijven waarmee schulden kunnen worden afgelost. Intussen groeit dan de interne ontevredenheid en is extern men iets meer tevreden omdat die hun schulden krijgen betaald. Wanneer er sprake is van een min of meer constante instroom van verdiensten/dollars (dus wanneer er geen extra bbp en productie bijkomt) kan het een kwestie worden welke default erger is voor de regering: de interne (vb. het niet betalen van salarissen) of de externe (het niet betalen van de internationale schuldeisers). De Surinaamse regering schijnt de interne default (synoniem aan grote interne ontevreden, sociaal-maatschappelijke onrust en politieke instabiliteit) erger te hebben gevonden dan de externe default (waardoor het land in een ernstige non-investment status blijft, geldschieters ontevreden zijn en verder lenen moeilijk of duurder wordt dan het al was). Nu wil Suriname in zee gaan met het IMF, en de vraag rijst welke default zwaarder weegt voor het IMF: de interne of de externe. Want het is onmogelijk dat op de korte termijn Suriname aan extra dollars kan komen om zodoende zonder nationaal te knippen, de schulden kan gaan betalen. De vrees is dat alhoewel IMF in zijn plannen voorzieningen heeft voor degenen die aanleunen tegen het dakloos worden en in hongersnood geraken, het meer waarde hecht aan het bevredigen van internationale crediteuren dan de nationale factoren.
In 2021 zou Suriname na Zambia het tweede land zijn dat in default is. In mei 2020 berichtte Fitch dat mede door de pandemie en het instorten van de olieprijzen, kredietzwaktes hebben verergerd, waardoor landen als Argentinië, Ecuador en Libanon reeds in default waren geraakt. Fitch had toen voorspeld dat landen met een hoge schuldenlast, een zwak schuldmanagementsysteem, een lage monetaire reserve, afhankelijk van toerisme en prijzen van grondstoffen, in de problemen zouden geraken. In 2020 heeft er zich ook op grote schaal downgrades voorgedaan. Opmerkelijk is dat in haar rapport van mei 2020 Suriname naast Gabon, Mozambique, Congo en Zambia wordt genoemd als een land met downgrading naar de laagste regionen (CCC of CC). Suriname was toen nog niet in default. Opmerkelijk is dat Suriname het enige land in de regio is dat speciaal in het Fitch rapport werd genoemd, naast enkele Afrikaanse landen.
In elk geval moeten wij stellen dat een deel van kiezers toch wel verschrikt opkijkt, nu ze merken dat ondanks ze na specifieke beloftes voor een andere regering hebben gestemd, Suriname een downgrade krijgt en dit met internationale economische gevolgen. En dan nog zien we dat er Surinamers zijn die denken dat we de luxe hebben om een fdi van 1,2 miljard zonder duidelijke ‘red flags’ te weigeren.