Downsyndroom in Suriname

Orlinda Westenburg vertelt als penningmeester van Stichting Downsyndroom Suriname dat er nog op veel gebieden verbeteringen nodig zijn voor de doelgroep. Het Syndroom van Down, ook wel trisomie-21, is een aangeboren afwijking met een verstandelijke beperking als gevolg, typerende uitwendige kenmerken en bepaalde medische problemen. Het Downsyndroom wordt veroorzaakt doordat het erfelijk materiaal van chromosoom 21 in drievoud voorkomt, terwijl dit normaliter in tweevoud is. Hoe groot de doelgroep in Suriname is, kan nog niet worden gesteld. De organisatie is bezig met het in kaart brengen hiervan. De stichting die in 2018 werd opgericht, richt zich op personen met dit syndroom, ondersteunt gezinnen en adviseert scholen en crèches die te maken hebben met de doelgroep. Via het Medisch Opvoedkundig Bureau, waar Westenburg eveneens aan verbonden is, worden adviezen en trainingen gegeven in hoe om te gaan in deze specifieke gevallen. Kinderen met het Downsyndroom ontwikkelen zich trager, laat Westenburg weten. “Een kind van 4 jaar kan zich nog bevinden op het niveau van 2 of 3 jaar.” Wanneer de kinderen zindelijk zijn, volgt het advies aan de ouders om hun kind in te schrijven op crèche. Voor de kinderen die deel uitmaken van deze doelgroep is toelating tot het regulieronderwijs nog een uitdaging. Binnen het onderwijs blijken de mogelijkheden van deze kinderen beperkt. Terwijl bij een goede begeleiding de kinderen juist goed kunnen meekomen met de overige leerlingen, merkt Westenburg op. “Het gaat trager, maar door te kijken hoe de anderen iets doen, leren ze.” In de praktijk blijken de kinderen op 7-jarige leeftijd psychologisch te worden getest, waarna ze op een school voor Zeer Moeilijk Lerende Kinderen (ZMLK) worden geplaatst. Momenteel heeft de organisatie een samenwerking met een andere stichting waar bezoeken aan huis worden afgelegd. Ook op het gebied van werkgelegenheid laat het nog veel te wensen over. Jongeren uit deze doelgroep, die goed blijken in bepaalde vaardigheden, vinden niet snel een baan. Westenburg is daarom positief gestemd over het voornemen van de regering om oplossingen te zoeken in dit verband voor mensen met een beperking. Als minder leuke ervaring vertelt ze over een kind dat heeft aangeleerd alleen iets te doen, nadat het slagen krijgt. Met dit voorbeeld benadrukt Westenburg dat als zaken niet goed worden aangepakt, het kind met een verkeerd beeld opgroeit. “Het hoort niet zo dat een kind eerst geslagen moet worden, de kinderen verdienen aandacht en liefde.” Een positieve ervaring die zij heeft, is een meisje dat heel vlot is en zelfs haar maaltijden kan maken. “Ze kan ook borduren. Zo een kind zou op de crèche kunnen werken”, besluit Westenburg.

RB

error: Kopiëren mag niet!