Door de president is tijdens de behandeling van het interpellatievoorstel van het parlement in DNA over de New Surfin nv dat de lonen in de staatsbedrijven hoog liggen. Daarover hebben we al geschreven dat we van mening zijn dat de lonen een maximummoeten hebben. In andere landen zijn de lonen aan de top ingeperkt en daarom zijn dan de cao-lonen beneden ook beperkt omdat er een wettelijk plafond is voor de toplonen. We hebben eerder hier verwezen naar de Balkenendenorm (ook premiernorm genoemd). Het is de verzamelnaam voor een serie wettelijke en vrijwillige normen, die samen bepalen dat openbare bestuurders in Nederland niet meer mogen verdienen dan 130 procent van een ministerssalaris. In Suriname zou dat neerkomen op pakweg SRD 32.500 per maand. Openbare bestuurders zijn de directieleden in staatsbedrijven, in landsbedrijven, bij parastatalen, bij staats-nv’s en bij de zogenaamde sui generis organisaties die door de Staat zijn in opgericht bij wet. De Balkendenorm is per 1 januari 2013 in Nederland geformaliseerd in de “Wet normering topinkomens (Wnt)”, die al in 2006 voorafgegaan werd door de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt).
De Balkenendenorm is vernoemd naar Jan Peter Balkenende, minister-president van Nederland van 2002 tot 2010. De norm is tot stand gekomen nadat er in de voorafgaande jaren een toenemende maatschappelijke verontwaardiging was ontstaan over de hoge salarissen (en ontslagvergoedingen) voor openbare bestuurders, vooral indien ook nog sprake was van slecht functionerende bestuurders. Die publieke verontwaardiging is er ook in Suriname, al geruime tijd, alleen durft de politiek daarover geen ballen te tonen. Men klaagt wel eens voor het doel van de politieke discussie, dus als podiumtaal, maar paal en perk durft men niet te stellen. De Balkenendenorm was tot 2013 geen verplichte norm en geen formeel instrument. Topinkomens bij de overheid die hoger zijn dan het gemiddeld belastbaar jaarloon van ministers zijn openbaar en moeten jaarlijks worden gepubliceerd. Ook in Suriname moeten deze lonen worden gepubliceerd, maar hier in Suriname hebben we de gewoonte om alles geheim te houden en in troebel water te vissen.
De beperking van de beloning in staatsbedrijven is noodzakelijk vanuit het oogpunt van de directe of indirecte financier van de lonen namelijk de belastingbetaler. De normering van de topsalarissen is ook gebaseerd op de beginselen van ‘good corporate governance’, waarover er bijna niet in Suriname wordt gesproken. Deze beginselen eisen dat er geen grote discrepanties en ongelijkheid bestaan in de bedrijven zelf, dus tussen de laagste en de hoogste functies. Ook hebben we het hier over een doelmatige besteding van de staatsmiddelen. In de staatsbedrijven, parastatalen etc. zijn de directeuren voor een deel in dienst (dat zijnde menden men oude contracten). De mensen met nieuw contracten zijn niet in dienst, dus hun loon is gemakkelijk te bepalen door de organisatie waaraan ze gebonden zijn.
Buitensporige lonen bij de parastatale bedrijven zorgen voor bezwaren die te maken hebben met de ethiek en ook met de doelmatige besteding van middelen die min of meer direct of indirect door de belastingbetaler worden opgebracht. De belastingbetaler, het volk, dus het parlement heeft het recht om paal en perk daaraan te stellen.
We hebben hier eerder geschreven dat het maximeren van de topsalarissen bij de parastatale instellingen invloed zal hebben op de collectieve onderhandelingen van de gewone werknemers, de laagverdieners (loontrekkers). Want die mogen niet boven de toplonen uitstijgen. Met zetten van druk bovenaan, wordt altijd ook druk gezet op de lagen onderaan. Met het stellen van een plafond aan de toplonen wordt indirect dus een beperking opgelegd aan de ontwikkeling van de lonen onderaan. Op zich is dat geen slechte zaak, want er zijn bedrijven waar de productiviteit en de klantvriendelijkheid nihil zijn, maar de mensen wel heel hoge salarissen verdienen. Maar het is daarom ook te begrijpen dat de bonden in deze bedrijven geen voorstander zullen zijn van het zetten van een plafond voor de toplonen, want daardoor ontstaat druk op hun cao. Wij blijven echter van opvatting dat aan de weelderige groei van de contracten en de wurgcontracten paal en perk moeten worden gesteld. Er moeten wettelijke regels komen binnen welke grenzen de parastatale bedrijven etc.. met hun directeuren overeenkomsten moeten aangaan. Men moet binnen een bepaalde grens handelen en het niet te bruin gaan bakken. Voor bedrijven die een groot deel van het bbp opbrengen kan een hogere afwijkende norm worden gesteld. Nu de regering deze zaak als onwenselijk heeft betiteld, moet de vp deze zaak met een aantal juristen uitwerken en een wetsvoorstel komen richting de DNA.