Gisteren is wereldwijd de Internationale Dag van de Moedertalen herdacht. In Suriname geniet deze dag relatief minder aandacht vanwege het beleid van de opeenvolgende Surinaamse regeringen waarbij er heel weinig respect in woord en daad is getoond voor de moedertalen van de verschillende burgers in Suriname. Er is in Suriname sprake geweest van een soort cultureel imperialisme, waarbij het beleid er is geweest om sterk te nadruk te leggen op de voertaal: het Nederlands. Er zijn gemeenschappen die hun kinderen op gegeven moment verboden om iets anders dan Nederlands te praten. Ook werden op bepaalde scholen kinderen verboden om bijvoorbeeld “Neger-Engels’ te praten. Daardoor ontstond een minderwaardigheidsgevoel voor het Sranantongo. In de jaren ’50, ’60 en ’70 werd het overheidsbeleid, aangevoerd door de opkomst van de progressieve stroming in de Surinaamse politiek, om het Sranantongo te presenteren als de Surinaamse taal. Het werd genoemd Surinaams en Sranan. Als gevoel daarvan werd uiteindelijk het eten uit de creoolse keuken ‘Surinaams’ eten, die uit de hindoestaanse keuken ‘hindoestaans eten’ en die van de javanen werd ook naar hun groep vernoemd. En zo is het taalbeleid in Suriname gebleven, met alleen respect voor het Nederlands en het ‘Surinaams.’ Zo is er minder erkenning voor de moedertaal het Sarnami. Dat bleek bijvoorbeeld uit de houding van president Venetiaan in zijn periode. Het Sarnami heeft in de basis roots in India maar is hier in Suriname ontstaan en nog steeds in ontwikkeling is. Precies zoals het Sranan roots heeft in Afrika en hier is gevormd en nog steeds in ontwikkeling is. Suriname heeft een rijke cultuur, met een brede waaier aan uitingsvormen. Toeristen en andere buitenlanders vinden het zeer uniek en heel mooi, maar in Suriname is er vanuit de cultureel-imperialistische kijk een andere wens althans bij een deel van de bevolking. Die wens is het realiseren van 1 taal, niet met het doel om dichter naar elkaar toe te groeien, maar om van zich af te schudden wat minderwaardig en on-Surinaams is en om de ander altijd te kunnen verstaan en mee te kunnen luisteren. Het heeft te maken met wantrouwen over wat men niet begrijpt, Die rode draad zien we ook in producties die als iconisch in Suriname worden aangemerkt en veel worden afgedraaid op bepaalde dagen. Alleen is het zo dat het discriminatoir regeerbeleid geen impact heeft gehad op het respect dat de groepen zelf hebben gehad voor hun eigen moedertalen. Zo wordt er nog wijdverbreid in Suriname Sarnami gesproken, dat moet worden bevorderd en gekoesterd. Deze taal is niet bedreigd omdat men inmiddels via de media de waarde van de taal in de eigen groep is gaan inzien en er sprake is nog steeds van een solide basis vanuit de verschillende religies (voornamelijk hindoeïsme en islam). Ook worden er wijdverbreid een paar marrontalen (Aucaans, Saramaccaans, Paramaccans) gesproken en dat is heel mooi om te behouden. Het is een goede zaak dat de Surinaamse vp vaak in zijn moedertaal praat. Deze talen moeten ook op de glo worden geleerd zodat de kinderen al heel vroeg respect leren opbrengen voor elkaar en anders aankijken tegen taal. Door de sterke afname van de inheemsen en de dreiging voor hun voortbestaan als gevolg van de vergiftiging van het achterland, zijn de inheemse talen in Suriname in gevaar. De inheemsen die geürbaniseerd zijn die mengen zich snel met de andere roepen en spreken de taal nauwelijks. Daar gaat een heel mooi stuk Surinaamse identiteit en rijkdom verloren. Hier hebben we het ettelijke keren gehad over de discriminatie van het Surinaams-javaans door de Surinaamse regering. Zelfs directeuren die afkomstig zijn uit deze groep hebben met trots aangegeven dat ze niets van de taal afweten, dus dat ze volledig zijn ‘versurinamiseerd’. Deze directeuren hebben de afbraak van deze mooie taal verder versterkt en bevorderd en dat is een Cultuur-directeur wel onwaardig. Rond de dag van de moedertaal roepen wij de regering op om meer respect te tonen voor de verschillende moedertalen in Suriname, het is een rijkdom en laten wij het koesteren. Dat respect moet blijken uit beleid van Cultuur. Vanuit dit directoraat is er heel zwak cultuurbeleid gevoerd, er is eigenlijk geen cultuurbeleid ontwikkeld, ook geen moedertaalbeleid. Door de Vids is de meertaligheid in het onderwijs aanbevolen en dat is iets waarvan wij een voorstander zijn. Voor de inheemse en de tribale gebieden hebben wij, in het belang van betere onderwijsresultaten en een betere doorstroming van deze burgers naar middelbaar en universitair onderwijs, aangegeven dat er tweetalig onderwijs moet komen. Maar wanneer de regering de talen aldaar gesproken niet waardeert, is het adopteren van het idee al een probleem, laat staan het uitvoeren ervan. Elk jaar wordt door de Unesco op 21 februari de Internationale Moedertaaldag gevierd. Deze dag staat in het teken van de taalkundige en culturele diversiteit en de meertaligheid. Voor de Unesco zijn talen het instrument om het culturele erfgoed levend te houden. Door de moedertaal in ere te houden, blijft de taalkundige en culturele traditie bestaan en wordt men zich meer bewust van de verschillen tussen etnische groepen. Dit leidt mogelijk tot meer begrip. Aanleiding om de Internationale Moedertaaldag op 21 februari te vieren, zijn de rellen in 1952 toen diverse studenten omkwamen tijdens demonstraties om het Bengaals, de zesde taal van de wereld, erkend te krijgen als een officiële taal van Pakistan. Pakistan bestond toen uit Oost- en West-Pakistan, het huidige Bangladesh en het huidige Pakistan. De regering had gesteld dat uitsluitend het Urdu de taal van Pakistan was.