De DNA was voor gisteren gepland de behandeling van de wijziging van de Wet Uitvoering Burgerlijke Uitzonderingstoestand. Deze burgerlijke uitzonderingstoestand levert hier en daar door de publieke frustratie gevallen van burgerlijke ongehoorzaamheid op. Beweerd wordt dat Suriname een uitzonderlijk land is in het beperken van de normale burgerlijke vrijheid als gevolg van de pandemie. Zo zou de avondklok zonder noemenswaardige resultaten te lang hebben geduurd, het zou naar verluidt een wereldrecord opleveren. Ook de rust en vrede in de Surinaamse samenleving omtrent de beperkingen zou exemplarisch zijn, in elk geval na het eind van het 2020. Kennelijk is de bevolking de wonden aan het likken, en is dit de rust die volgt na de storm. De regering heeft gekozen voor wijziging van de wet. De regering geeft aan dat voor de handhaving van de Wet Uitvoering Burgerlijke Uitzonderingstoestand gekozen is voor zowel een bestuursrechtelijke als een strafrechtelijke aanpak. Dat betekent dus dat gekozen is voor het opleggen van straffen zoals boetes zonder tussenkomst van de rechter en het OM (dus bestuursrechtelijk). Dat is een stuk braak terrein dat nu pas wordt betreden door het Surinaams bestuur. Het kwam tot nu toe, los van de fiscale wetten, helemaal niet voor dat tegen overtreders corrigerende maatregelen werden getroffen geheel en al binnen de overheid. Dat betekent dus het opleggen en het innen van boetes door speciaal door de ministers aangewezen ambtenaren. Het bestuursrechtelijk systeem heeft enkele voordelen en zeker een pluspunt wil men de naleving van wetten bevorderen. Wat dat betreft geldt dan wel het Surinaamse gezegde hier: ala ogri e tjari wan bun. Het systeem heeft gelet op de Surinaamse realiteit en de cultuur in het ambtelijke wel enkele uitdagingen. Een daarvan is dat er nog een cultuur van macht en minder van gezag heerst binnen de ambtenarij en ook in de bedrijven. Bepaalde ambtenaren vertalen hun bevoegdheden als macht, zoals autocratische heersers dat hebben. Dat vertaalt zich dan weer in machtsmisbruik. Wat ook speelt in Suriname is de cultuur van corruptie, die bevorderd is geworden door zowel de NF- als de NDP-regeringen, in die zin dat er vanuit de hoogste regionen er geen goed voorbeeldgedrag is getoond, integendeel. Het gevolg is dat dan selectief bepaalde overtreders worden aangepakt en bepaalde niet. Wat ook kan plaatsvinden is een verergering van het fenomeen van het onder druk zetten van overtreders om illegale transactieregelingen me ambtenaren te treffen. Indien een tyuku wordt betaald, wordt afgezien van het opleggen van een boete die hoger is dan de tyuku. Suriname kent een corruptieprobleem, ook of vooral binnen de ambtenarij. De bestuursrechtelijke sanctie heeft dus enkele uitdagingen en gevaren. Het systeem van strafrechtelijke sancties is het zogenaamde oude systeem dat overwegend tot nu toe is gebruikt. Dat is het systeem van het opleggen van boetes door de rechter op aanbeveling van het OM dat dan samenwerkt met de verschillende ambtenaren van de ministeries die in de verschillende wetten worden genoemd die belast zijn met het toezicht op de naleving van deze wetten. En hier kwamen de klachten al veelvuldig dat ambtenaren selectief boetes hadden aanbevolen en bijvoorbeeld proportioneel meer geneigd waren om buitenlandse ondernemers te targeten dan de Surinaamse. Ook zouden er gevallen zijn van het afpersen van tyuku’s in ruil voor het afzien van het aanbevelen van een boete. De regering moet dus erop toezien dat met de vergroting van de bevoegdheden van de ambtenaren die over het algemeen een slecht imago hebben en waarop geen integriteitsbeleid en –trainingen zijn losgelaten, niet ertoe leidt tot vergroting van de corruptie.
Bij het bestuurlijke handhavingsmechanisme wordt naast de bestuurlijke boete, ook gebruikt de zogenaamde ‘last onder bestuursdwang’. Dat betekent dat ambtenaren aan overtreders de opdracht kunnen geven om situaties van overtreding binnen een bepaalde tijd en op een bepaalde wijze te corrigeren. De strafrechtelijke handhaving (boete via OM en ook mogelijke hechtenis) is volgens de Wet Uitvoering Uitzonderingstoestand alleen voor de gevallen waar er sprake is van herhaling van een overtreding.
De wijzigingsvoorstellen die voor bespreking gisteren waren gepland hebben in de eerste plaats te maken met een uitbreiding en aanscherping van de bestaande handhavingsmogelijkheden. Ook worden enkele technische onvolkomenheden die in de wet zijn ingeslopen verbeterd. De aanscherping houdt nu in dat een dwangmogelijkheid (verplichting) wordt opgenomen in verband met de handhaving van de bestuurlijke boete. De overtreder wordt nu expliciet verplicht om zijn persoonsgegevens en gegevens van het voertuig waarmee de overtreding is begaan te verstrekken aan de dienstdoende ambtenaren.
Aan de weigering tot verstrekking van bedoelde persoonsgegevens in verband met bestuurlijke afhandeling van de overtreding is een strafrechtelijke sanctie (hechtenis en
strafrechtelijke boete) van toepassing. Een andere wijziging is dat ambtenaren de mogelijkheid krijgen om te kiezen tussen de strafrechtelijke of de bestuursrechtelijke sanctie. De ontwikkeling van de handhavingsmogelijkheden zijn goed, maar er zijn risico’s waarvoor de regering ook waakzaam moet zijn.