In de media is een heel interessant bericht verschenen over een verweer (verdediging) dat een ambtenaar moet doen, omdat hij op social media zich denigrerend heeft uitgelaten over de werkgever. Onder de werkgever verstaan we in deze een minister, een directeur, een onderdirecteur, een hoofd of een andere leidinggevende van de ambtenaar. Dit is een zaak die zich afspeelt in de overheidssfeer. Maar zowel in de publieke sfeer als in de private sfeer wordt de relatie tussen de werknemer / de ambtenaar en de werkgever of diens vertegenwoordiger beheerst door wederzijds respect. Het wederzijds respect is de basis van de relatie tussen de werker en zijn patroon. Er moet altijd een garantie zijn dat er sprake is van respect, nu gaat het om het respect vanuit de werker naar zijn meerdere. Het respect moet er zijn, want de leidinggevende moet erop kunnen vertrouwen dat alle redelijke instructies die door of namens hem worden gegeven, ook zullen worden opgevolgd. Wanneer het respect er niet is, kan dat leiden tot een verstoring van de arbeidsrelatie en dat kan dan weer leiden tot correctiemaatregelen of zelfs een beëindiging van de dienstrelatie. Het moet duidelijk zijn dan in de arbeidsverhouding er geen gelijkwaardigheid is tussen werker en leidinggevende; er is sprake van een gezagsverhouding. Dat betekent dat de een bevoegd is om instructies te geven en de ander verplicht is die instructies op te volgen.
Beledigingen en uitschelden van burgers is een bezwaar en kan leiden tot civielrechtelijke of strafrechtelijke consequenties in het normale dagelijkse verkeer, laat staat als de benadeelde een leidinggevende en degene die beledigt en uitscheldt een ondergeschikte. Wanneer het beledigen en uitschelden in het openbaar gebeurt, zoals op social media, dan wordt het nog erger. Want dan wordt de leidinggevende van wie enige gezag moet uitgaan, in een gênante positie gebracht. Wanneer beledigingen in het openbaar zonder maatregelen blijven, lijdt dat tot afkalving van het gezag van de leidinggevende, want misschien zullen anderen dat voorbeeld volgen. En wat blijft er van een leidinggevende over als de helft van zijn personeel hem vrijwel bespot en beschimpt in het openbaar? Van de leidinggevende wordt dus verwacht dat hij, hoe bescheiden en nederig hij qua karakter ook is, zich verzet tegen de aantasting van zijn gezag, in het belang van de organisatie waarvan hij een functionaris is. Er is voor elke burger een vrijheid van meningsuiting, maar daarvoor heeft eenieder een zekere verantwoordelijkheid. Beledigingen en uitschelden kunnen leiden tot consequenties. De vrijheid van meningsuiting gaat niet zover dat de burger het recht heeft op ongestraft beledigen en uitschelden. Maar het goed gedrag van de ambtenaar gaat verder dan het achterwege laten van beledigingen en uitschelden. Een landsdienaar is volgens de Personeelswet verplicht om zich steeds zo te gedragen als een goed en getrouw landsdienaar betaamt. In Suriname is er consensus dat een goede landsdienaar zijn leidinggevende of de minister etc.. niet beledigt of uitscheldt.
Nu weten we dat er veel spanningen zijn op de overheidskantoren na de wisselingen van de wacht. Ambtenaren zijn vaak in die positie door hun bemoeienissen in de partijpolitiek, soms zijn ze rr- of dr-lid of bestuurslid van een kernafdeling. In de verschillende ressorten gaat het er vaak heel heftig aan toe en de ruzies op straat, wordt voortgezet op social media. Er is veel uitgescholden op social media tijdens de campagnes en na de uitslag sudderen dingen nog een beetje voort. De 3de en 4de lijn blijft elkaar bestoken en bevechten de hele tijd door, terwijl de collega’s aan beide zijden zich gemoedelijk bejegenen ‘in de koffiekamer’.
Zeker bij de Nederlandse rechter hebben zijn zaken gediend die betrekking hadden op het beledigen of uitschelden van de werkgever. Maar hier moet wel worden vermeld dat in de Nederlandse cultuur de tolerantiegrenzen tegen beledigen en uitschelden anders liggen dan in Suriname. Als voorbeeld kunnen we noemen een rechterlijke uitspraak uit 2016, waarbij een restaurant een medewerker op staande voet ontslaat na negatieve uitlatingen op Facebook. De medewerker heeft op haar eigen persoonlijke pagina berichten geplaatst waarin ze beledigend en dreigend over haar werkgever en collega’s sprak. In deze berichten werd niet genoemd om welke werkgever of collega’s het ging, maar omdat haar werkgever wel in haar profiel vermeld stond was dit toch te herleiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht was geweest. De Nederlandse rechters letten op de concrete omstandigheden van de zaak voordat ze zich uitspreken. Openbare aard van de kritiek, functie van de werknemer, sociale sfeer in de onderneming, agressieve of beledigende aard van de kritiek zij dan bepalend. Analytici stellen vast dat dat rechters steeds minder geneigd zijn de beweerde onwetendheid over het openbare karakter van sociale media en over de privacy-instellingen te aanvaarden
De regel in de democratie is dat een werknemer kritiek mag uiten op zijn werkgever, maar die kritiek mag niet beledigend zijn en zeker is ordinair uitschelden niet toegestaan. Aan de kritiek mag evenmin (te veel) ruchtbaarheid gegeven worden om de reputatie van de onderneming niet te schaden of het gezag van de werkgever niet te ondermijnen of aan te tasten. Het gebruik van scheldwoorden acht de rechter over het algemeen niet toelaatbaar.