Het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur heeft te maken met enorme achterstanden in uitvoering van beleid. In de afgelopen periode zijn ministers op het departement gepositioneerd die niet veel interesse hebben gehad in het uitvouwen van de onderwijsproblematiek. Men was eerder bezig met zelfverheerlijking op een wijze alsof men bezig was op een ministerie tegen criminelen. Kijk maar naar de bijnamen ‘Rambo’ en ‘Iron lady’ die men zich met trots toedichtte. Of was dat bedoeld als een bedreiging richting de lastige bonden BvL en de ALS? Maar indien de ministers waren geplaatst om deze bonden te temmen dan heeft de vorige regering wel een zeer kortzichtige en tegelijkertijd funeste visie gehad op het beleid van het ministerie en de taak van de minister. Dat is inderdaad zo geweest en het gevolg is dat er op het ministerie van Minowc geen vorderingen zijn geboekt wat betreft beleid. Men is zich gaan blindstaren op het gevecht met de BvL en de ALS. Nu hebben we een minister weer op het ministerie die eerder gediend heeft in dat ambt en die geacht wordt deskundig genoeg te zijn om de Surinaamse onderwijsproblemen te kennen, te begrijpen en oplossingen te bedenken. We hebben gezegd dat er soms een fenomeen waar te nemen is bij mensen die problemen hun ministerie regarderende kennen en begrijpen: dat ze volstaan door grondig de problemen te benoemen en te beschrijven. Men vergeet om verbeterplannen met deadlines te formuleren en belangrijker nog, om ze uit te voeren. We houden u hier een aantal onderwijsproblemen voor die lang op de agenda staan en niet altijd veel geld hoeven te kosten.
In de eerste plaats is het van belang dat het volk de minister van onderwijs moet kunnen volgen. Ouders moeten weten wat er in het onderwijssysteem van hun kind terecht zal komen en wat de rol van de Staat in het geheel zal zijn en wat op hun bord komt te staan. Daarom is het belang dan de minister de concrete prioriteiten voor het ministerie met betrekking tot onderwijs in deze periode of voor 10 jaren duidelijk in een aantal korte maar concrete zinnen formuleert. Er wordt al jaren gezegd dat het Surinaams onderwijs achter loopt op de regio. Deze opmerking moet niet zonder meer door de regering worden overgenomen. Want wanneer Surinaamse academici met Caribische academici zitten om te praten over beleid in hun respectieve landen, dan blijkt geenszins dat het product van de Surinaamse universiteit achterloopt op die van de andere grotere Caribische eilanden. Ons ministerie moet hoerover een uitspraak doen die gebaseerd is op concrete onderzoeksresultaten.
Verder wordt al jarenlang beweerd dat de curricula vanaf de basisschool moeten worden gemoderniseerd. De vraag is inderdaad wanneer de modernisering of de lichte verniewuingen en de updating in Suriname zal plaatsvinden. Er zijn afdelingen die op Minowc daarmee zijn belast. Voor alle vakken zijn er deskundigen in Suriname aanwezig die lesboeken en de didactiek en methodiek kunnen schrijven, aangepast naar de Surinaamse waarden en normen. Nu is er ook de mogelijkheid om uit de Nederlandssprekende landen uit de EU kort technische assistentie te halen. Men moet kort komen en de lijnen uitzetten met strakke deadlines samen met Surinamers en wij voeren het hier uit. Er zijn ooit plannen geopperd om het elfjarig basisonderwijs in te voeren in Suriname. De vorige minister zijn vergeten ons te vertellen wat de vorderingen op dit gebied zijn. Staan we nog achter dit basisonderwijssysteem. Het zou wel helpen om te komen tot de internationale norm om tot en met 15 jaar verplicht onderwijs geheel en al gratis aan te bieden aan de Surinaamse kinderen. Daarna volgt dan de middelbare school en daarna hbo of universiteit. Er waren ooit plannen om in het basisonderwijs meer Engels te geven om aansluiting te vinden op de wereld. Dat was een zeer goed plan en hier en daar was men al begonnen. We zien nu met de opkomst van youtube in handen van 1- en 2-jarigen, dat veel van hen accentloos Amerikaans Engelse zinnen uitspreken tegenover hun ouders.
Er wordt heel door het bedrijfsleven gesteld dat er sprake is van een zogenaamde skills gap in Suriname: een gap tussen de vraag naar vaardigheden bij werknemers en het aanbod op de arbeidsmarkt. Mensen hebben de skills niet die de bedrijven willen. Er is een Suriname National Training Authority bij wet ingesteld, maar het functioneert niet. Dit is weer een huiswerk om voort te bouwen waar de vorige regering is gestopt.
En dan is er het de decennialange kloof tussen de leeftijd om arbeid te verrichten (eerder 14 jaar) en verplicht onderwijs (nog steeds 12 jaar). Deze kloof is groter geworden door aanpassing van de arbeidswet: de minimumleeftijd om arbeid te verrichten is gegaan van 14 naar 16 jaar. Minowc heeft nu huiswerk om deze kloof te dichten en verplicht onderwijs te brengen op het internationale niveau van 16 jaar. Verder is er vanaf het voj-onderwijs een groot drop-out probleem onder de jongens en hoe hoger we gaan hoe groter het probleem wordt. Er moet een helpende hand geboden worden aan de jongens. We zien dat Minowc de jongens van Suriname jarenlang zwaar heeft verwaarloosd. Het probleem is erger geworden doordat er geen gender balance is in het onderwijskorps waar het overgrote deel bestaat uit vrouwen, die vooral op de basisschool vrouwelijk gedrag belonen en mannelijk gedag afkeuren. Dat is de ‘ontdekking’ uit een wetenschappelijk promotieonderzoek. Deze regering moet de jongens van Suriname de helpende hand aanreiken. Ten slotte noemen wij kort ook zaken als ondersteuning van jongeren in de arme wijken met schoolgeld, onderwijsdiscriminatie tegen de kinderen in het binnenland, arbeidsomstandigheden van de leerkrachten in het binnenland (veiligheid ook) en het probleem van de blijvenzitters en de drop-outs en het opvanghuisprobleem (SPI of Imeao).
Dan hebben wij verder de mogelijke opkomst van de brain drain in Suriname, de veiligheid van de leerkrachten op school (ook in de stad), de relatie met de BVL/ALS, de privatisering van het onderwijs (uit het Fiso-systeem halen) en uiteraard het cultuurbeleid dat eenzijdig is. Er is op Minowc zoveel werk te verzetten dat je bijna zou kunnen denken aan een onderminister.