Bij de viering van 45 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid van de Republiek Suriname is het pijnlijk duidelijk geworden dat Suriname als een verdeeld land uit de verkiezingen van 2020 is gekomen. Die verdeling is het gevolg van de voortdurende polarisatie en de verkiezingsroes die na 4 maanden nog niet over is. De publieke opinie is in Suriname te merken op social media die welig floreert en burgers de ruimte geeft om vrijelijk hun opvattingen over Suriname kenbaar te maken. De politieke verdeeldheid lijkt in Suriname omgeslagen te zijn in vijandschap en dat komt door de houding van de regering. Deze houding van de regering is niet eensgezind, uniform, coherent en consequent. Binnen de regeringscoalitie merken we ook dat er zo zoetjes aan 2 paralelregeringen zijn ontstaan, met hun eigen protocol, hun eigen politieke agenda en hun eigen public relations. We merken zelfs in DNA dat ministers openlijk aangeven dat ze verantwoording verschuldigd zijn aan niet de president, maar aan de vp omdat ze bij gratie van de vp minister hebben mogen zijn. De verdeling in de maatschappij en binnen de huidige coalitie heeft te maken met de weg die we als natie de afgelopen 45 jaar hebben afgelegd na verkrijging van de soevereiniteit, dus na erkenning van het recht om als volk en als natie over onszelf te beschikken. Het heeft alles te maken met de manier waarop het volk van Suriname met elkaar omgaat en met elkaar samen kan of wil werken. Het verhaal van 45 jaar onafhankelijkheid is het verhaal van het worden van 1 volk. Toen Suriname aanstalten maakte om de onafhankelijkheidswens ten uitvoer te brengen en zelfs vervroegd, toen heeft een aantal inwoners van het land in het verdergaande proces van natievorming geen geloof daarin gehad. Het gevolg was een massale exodus en uiteindelijke bleef Suriname achter met een bevolking die te klein blijkt om het gehele grondgebied en de natuurlijke rijkdommen te ontwikkelen en daarvan bezit te nemen. Door de kleinschaligheid is verzet tegen onrecht en corruptie ook marginaal. De ontwikkeling in de afgelopen 45 is voor de evaluatie in 2020 het slothoofdstuk van een periode die begint in 1873 toen het gezicht van de min of meer homogene samenleving drastisch veranderde met immigranten uit India gevolgd door de ontwikkeling van 1890 met immigranten uit Indonesië, die allen bleken blijvers te zijn. De 45 jaren zijn een slothoofdstuk van 147 jaar. Wat we kregen in Suriname is dat met name 3 grote bevolkingsgroepen het Surinaams grondgebied moesten delen waarvan de voorouders van een groep al honderden jaren aanwezig waren in het land, maar niet als vrije burger. Wel beschouwd kreeg je een vrije bevolking van de 3 grote groepen met eerst de voormalige tot slaaf gemaakten in 1873 (het nulpunt van de stedelijke vrijheid), 20 tot 53 jaar na het nulpunt de vrijheid van de hindoestaanse immigranten en 27 tot 67 jaar na het nulpunt de vrijheid van de javaanse arbeiders. Zo zien we dat ondanks de segmenten in de Surinaamse natie soms heel lang op het grindgebied aanwezig zijn, de vrije periode in de 147 jaar niet veel verschilt. De vooruitgang en de emancipaties van alle bevolkingsgroepen in Suriname ging via onderwijs, arbeid, ondernemerschap en het culturele leven. Het culturele leven werd in Suriname bevorderd door de koloniale overheid, naar wordt beweerd door deskundigen, niet uit respect en ontzag voor de grote oude beschavingen waar de hindoestanen en de javanen van afkomstig waren, maar uit politieke overwegingen van verdeel-en-heers. Bijgevolg was dat we kregen segmenten uit de bevolking die hun complete culturele identiteit door lichamelijk en geestelijk geweld kwijt waren en segmenten die hun culturele identiteit bleven behouden en dit aanwendden om versneld bezit te nemen van wat later werd ‘hun vaderland’. Interessant is wel dat het vasthouden aan de cultuur door de Aziatische groepen in de Republiek niet altijd is geapprecieerd, maar tot zware druk om alles van zich af te schudden en de cultuur van de onderdrukken en overheerser over te nemen is het niet gekomen. Die veroordeling van het vasthouden aan de universele normen voortkomende uit de oude Aziatische beschavingen zien we bijvoorbeeld ook in de film Wan Pipel die niet geproduceerd is vanuit een compleet Surinaamse optiek, althans in 2020 zouden we het niet meer zou neerzetten op het doek. Deze film die er als zoete koek ingaat is in de jaren ’70 gemaakt vanuit een politiek motief, maar het heeft haar doel gemist. In elke geval moeten we bij 45 jaar staatkundige onafhankelijkheid wel stellen dat toen die in 1975 aan de orde was er groepen waren die amper 102 jaar, 49-92 jaar en slechts 35-75 jaar als vrije burgers aanwezig waren in het land, en allen met min of meer taalbeperkingen als we het ABN als heilige norm nemen. De achterstand op het moment van onafhankelijkheid in ‘aantal vrije jaren in Suriname’ was 10 – 53 jaar (tussen de creolen en de hindoestanen) en 27-67 jaar (tussen de creolen en de javanen). Echter moet daarbij vermeld worden dat in het algemeen het mogelijk is dat de snelheid waarmee de groepen vorderingen maakten (door onderwijs, arbeid, ondernemerschap) hebben gemaakt dat het negatieve saldo in aantal vrije jaren om kan slaan in een positief saldo. Het gevolg kan zijn dat alhoewel groepen later aan de startbaan verschijnen, zij eerder bij de finishlijn aankomen. De groep die hier onbesproken is, is dat van de marrons die het langst vrij is gebleven (minimaal 2015 jaar in 1975), maar wel verstoken van de faciliteiten, de middelen en de ontwikkeling die moeten bijdragen aan de participatie aan het Surinaams burgerlijk leven (onderwijs, productiemiddelen). De emancipatie van de marrons begon, alhoewel het langst vrij, maar het laatst van alle groepen met hun zelfstandige politieke participatie (niet onder de NPS of VHP) bij de oprichting van de BEP in 1973 en de Abop in 1990. De marrons waren als segment van de samenleving niet betrokken in de besluitvorming in 1975. Bij 45 jaar Staatkundige onafhankelijkheid is 1 ding dus duidelijk: wij zijn met zijn allen niet lang vrij als volk. Onderdelen waren altijd vrij, maar verstoken, andere onderdelen zijn later vrij geworden maar hebben een versnelde tempo van progressie gehad. Met zijn alleen staan we nu in 2020. De weg voorwaarts is wat ons betreft dat we de cultuursegmenten die in Suriname op een eigen manier zijn ontwikkeld, zoals de baithak gana, onderkennen als de Surinaams brede waaier. Dat we meer van elkaar leren en dat we de schoonheid ontdekken van elkaars mooie culturen. Dat we de beeldschone Surinaams-javaanse tak behoeden van ondergang. Samen zien we er mooi uit, maar het gemengde plaatje moeten we niet krampachtig nastreven, zie maar naar het nationale elftal. We moeten elke burger een gelijke kans geven en de besten stromen naar voren in de verschillende sectoren. We geloven stellig in de woorden van de Surinaamse dichter Dobru: “Ik zou me misselijk voelen in een land met alleen ….”.