‘Monumentale gebouwen overheid verkeren in slechte staat’
Onlangs is een monumentaal pand aan de Eddy Brumastraat (no. 39), voorheen de Weidestraat, ingestort. Stephen Fokké, directeur van de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname, zei in een reactie tegenover Dagblad Suriname dat het pand al jaren is zeer slechte staat verkeerde. Maar, is het instorten van dat pand wellicht een voorbode voor meer van dat soort problemen? Deze vraag en andere vragen over de stand van zaken rond monumentale panden in Paramaribo stelde Dagblad Suriname aan de heer Fokké.
Voorbode
‘Het instorten van het monumentale pand aan de Eddy Brumastraat is zeker weten een voorbode. Het historische Surinaamse houten woonhuis is in gevaar en langzaam maar zeker aan het verdwijnen uit het stadsbeeld. Er zijn enkele gevallen in de oude binnenstad, waar elk moment een gebouw kan instorten vanwege de slechte bouwtechnische toestand waarin de houten panden zich bevinden. Recentelijk nog is een houten pand aan het Molenpad ingestort, maar of het een historisch pand betrof, is ons niet bekend.’
Volgens Fokké lijkt overigens over het algemeen de staat van onderhoud van monumentale panden redelijk, ‘als we ons beperken tot de oude binnenstad’. ‘Er zijn zeer goed onderhouden panden van particuliere eigenaren, minder goed tot redelijk onderhouden gebouwen en er zijn uitschieters van slecht tot zeer slecht onderhouden gebouwen. Tot de laatste categorie behoren helaas relatief veel monumentale panden van de overheid. Het betreft dan panden die binnen de grenzen van de historische binnenstad van Paramaribo liggen en van grote historische, architectonische en culturele waarde zijn en binnen het Unesco Werelderfgoedgebied vallen, zoals het torengebouw van Financiën, de twee panden van de ministeries van Sociale Zaken aan de Waterkant, van Justitie en Politie aan de Henck Arronstraat 1 hoek Mirandastraat, Grote Combeweg 3 en Mirandastraat 10. Deze panden zullen als alles volgens planning verloopt binnen het Paramaribo Urban Rehabilitatie Programma (PURP) worden gerestaureerd met uitzondering van het torengebouw van Financiën. Er zijn echter nog vele andere monumentale gebouwen van de overheid die in slechte staat verkeren. De Staat c.q. de overheid zou feitelijk juist het goede voorbeeld moeten geven, overeenkomstig artikel 47 van onze Grondwet: De Staat bewaart en beschermt de culturele erfenis van Suriname, stimuleert het behoud hiervan en bevordert het beoefenen van wetenschap en technologie in het kader van de nationale ontwikkelingsdoeleinden.’
Er is, aldus de directeur van de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname, geen recent overzicht van het aantal gebouwen dat in het verleden tot monument werd verklaard en welke panden door brand of sloop zijn verdwenen. ‘Ook cijfers over het aantal herstelde of gerestaureerde panden moeten wij u het antwoord helaas schuldig blijven.’
‘Afgelopen jaren nul cent op staatsbegroting voor onderhoud Staatsgebouwen’
Het restaureren van een monumentaal pand wordt door particuliere eigenaren zelf bekostigd, ‘althans door hen die het zich kunnen permitteren’. ‘Voor velen is dat echter niet mogelijk, vandaar ook het verval in de binnenstad’, zegt Fokké. ‘De overheid financierde het onderhoud of herstel van haar eigen monumentale panden lange tijd uit de begroting van het ministerie van Openbare Werken, dat verantwoordelijk is voor het onderhoud van alle Staatsgebouwen. Maar, daar zien we dat er de afgelopen jaren nul cent op de staatsbegroting is opgebracht. Een lichtpuntje is de restauratie van enkele monumentale panden van de overheid via het Paramaribo Urban Rehabilitation Program (PURP) dat in uitvoering is, maar het gros van de andere overheidspanden valt hierbuiten.’
‘Kans dat oude binnenstad op lijst komt van ‘Werelderfgoed in Gevaar’
Indien het hapert aan herstel/restauratie van monumentale panden in Paramaribo, kan dat gevolgen hebben voor de status van cultureel erfgoed van de Unesco. ‘Ja, de kans is aanwezig dat onze oude binnenstad op de lijst van Werelderfgoed in Gevaar (World Heritage in Danger list) komt.’
In het uiterste geval, als er geen acties worden ondernomen om het tij te keren, kan de site van de werelderfgoedlijst gehaald worden. Dit betekent internationaal een groot gezichtsverlies. Dit jaar zou het Werelderfgoedcomité in juni/juli weer een besluit nemen over onze oude binnenstad, maar vanwege de Covid-19 pandemie is de vergadering van het Comité uitgesteld naar juni/juli volgende jaar.’ Op de vraag of de stichting inmiddels heeft gesproken met de nieuwe regering antwoordt Fokké: ‘Informeel is de aandacht gevraagd van de minister van Openbare Werken voor de slechte staat van de panden van de overheid.’
‘Er zijn ook verborgen en vergeten monumentjes’
Hij benadrukt verder dat ‘het traditionele houten Surinaamse woonhuis, dat mede het historisch stadsbeeld bepaalde, juist langzaam aan het verdwijnen is’. ‘Maar, er is nog ander gebouwd erfgoed wat wij verborgen en vergeten monumentjes noemen. Verborgen, omdat ze veelal op de achtererven liggen buiten het zicht van het publiek, zoals oude bakstenen ovens en waterputten en in enkele gevallen grafstenen. Daarnaast, het klinkend erfgoed waartoe behoort het carillon, de historische pijporgels, luidklokken en toren uurwerken, die gelukkig wel de laatste jaren de nodige aandacht krijgen. Verder is in dit verband ook van belang het funerair erfgoed, de historische begraafplaatsen, zoals de Oranjetuin begraafplaats en Oud Lina’s Rust, die de nodige aandacht verdienen.’
‘Regeringen hadden geen aandacht voor herstel/restauratie monumentale panden’
Tot slot stelt Fokké dat er nauwelijks tot geen aandacht is geweest voor herstel/restauratie van monumentale panden door opeenvolgende regeringen. ‘Er was zero budget. Het is alsof het allemaal niets uitmaakt. Ook onze parlementsleden van opeenvolgende parlementen hebben of laten het helaas afweten als het gaat om op te komen voor ons erfgoed. Wel kan het PURP als een lichtpuntje worden gezien, een druppel op een gloeiende plaat. Maar, dit programma wordt gefinancierd uit een lening die we met zijn allen terug zullen moeten betalen. Voor opeenvolgende regeringen lijkt investeren in erfgoed geen prioriteit te zijn. Het is te begrijpen dat in tijden van economische crisis cultuur en erfgoed budgetten het eerst in aanmerking komen voor inkrimping, maar er zijn altijd mogelijkheden om toch aan financiële middelen te komen, indien de wil daartoe aanwezig is. De regering zetelt in het historisch stadscentrum en zou alleen daarom al meer aandacht moeten besteden aan een goed onderhouden binnenstad, die bovendien als Unesco werelderfgoedstad het visitekaartje van jouw stad behoort te zijn.’
PK