Het onderwijs is na 45 jaar Srefidensi bij lange na niet wat het wezen moet. De schoolprestaties zijn beneden verwachting. Dit, ondanks het feit dat er nooit eerder in de Surinaamse geschiedenis zoveel aandacht aan het kind en het onderwijs wordt besteed. Aan de andere kant is Suriname een land, waar het onderwijs het goedkoopst is en tradities kent. Onderwijs is altijd een heet hangijzer geweest. De kolonisten hadden vooral materiële rijkdom in gedachten.
De eerste scholen
De eerste scholen werden rond 1682 opgericht door Samuel Nassy en Waltherus van Aernhem, respectievelijk op Joden Savanna en in Paramaribo. Het onderwijs sudderde voort. Een eeuw later, in 1760, stond het onderwijs in de kolonie nog steeds op een laag pitje. Slechts weinig kinderen volgden de school. Vanaf 1685 gaf de Gereformeerde Kerk wel onderwijs aan kinderen van kolonisten, maar de burgers van toen, ook de onderwijzers, waren ‘gebrekkig’ geschoold.
De slavenmaatschappij
Slaven waren uitgesloten van het volgen van onderwijs. Er waren nauwelijks onderwijzers. In de notulen van Gouverneur en Raden treffen wij onder de dagtekening van 22 november 1725 een verslag aan van een sollicitatie naar de functie van onderwijzer. Tijdens een persoonlijk onderhoud bleek dat de gegadigde voor de functie, La Combé, niet in staat was de geringste vragen, laat staan andere van enig gewicht, te beantwoorden. Het lesrooster van toen hield in: lezen, schrijven, cijferen, godsdienstbeginselen en omgangsvormen.
Belemmering
De belemmering voor de vooruitgang van het onderwijs lag voor een deel bij de planters, die een financiële bijdrage ontweken. De planters lieten zich tijdens het bestuur van gouverneur Pieter Albert van der Meer (1754-1756) overhalen om een onderwijzer voor de ‘heidenen’ en mulatten aan te trekken. In die tijd telde Paramaribo drie scholen: een Nederlandse, een Franse en een mulattenschool.
Schoolwetten
In 1809 keerde Johannes Vrolijk, een ‘kleurling’ die in Nederland zijn opleiding had genoten, terug in Suriname. Vrolijk ontwikkelde in 1817 een school die waardige leerlingen afleverde. Niet lang daarna werden algemene schoolwetten ingevoerd en werd een examencommissie in het leven geroepen. Rond 1830 bestonden er zes scholen in Paramaribo.
Onderwijsverordening
Tijdens het bewind Gouverneur Cornelis Ascanius van Sypesteyn (1873-1882), werd de eerste openbare school in Paramaribo opgericht en werd een Onderwijsverordening vastgesteld. Het Departement van Onderwijs en de leerplicht voor kinderen van zeven tot twaalf jaar werden ingesteld. Het afranselen van leerlingen met bullenpezen en andere strafinstrumenten werd verboden. Het Sranantongo werd verbannen uit het onderwijs.
Departement van Onderwijs
In 1877 werd het Departement van Onderwijs ingesteld. Een gouvernementsschool voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs, die uitgroeide tot de Hendrikschool kreeg vorm. Het onderwijs zette stappen vooruit. Met de oprichting van de Geneeskundige School in 1882 werd een begin gemaakt met hoger onderwijs. In 1890 werd speciaal voor kinderen van Hindoestanen, scholen opgericht, de zogenaamde ‘Koelie Scholen’. Langzaam kwam het onderwijs van de grond.
Bijzonder onderwijs
De kerken lieten zich in met onderwijszaken. De Evangelische Broeder Gemeente richtte de eerste kweekschool voor plantage-onderwijzers te Charlottenburg aan de Cottica op. De Katholieke Missie was inmiddels begonnen met het geven van onderwijs. In 1865 zetten de Zusters van Oudenbosch daar meer vaart achter. Na de afschaffing van de slavernij werd er aan het Bijzonder Onderwijs van de Evangelische Broeder Gemeente en de Rooms-katholieke Missie subsidie verleend en kwam het onderwijs in een stroomversnelling.
Geneeskundige School
Herman Daniël Benjamins werd in 1850 geboren in Paramaribo. Op 25-jarige leeftijd promoveerde hij aan de Universiteit van Leiden tot doctor in de wis- en natuurkunde. Hij werd per 1 juni 1878 belast met de leiding van het Departement van Onderwijs en vervulde deze functie tot 1910. Zijn verdiensten houden onder meer in: de vestiging van openbare scholen en het invoeren van de ULO, de Geneeskundige School en de Normaalschool voor de opleiding tot onderwijzer.
Crisis
Gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw woedden er twee wereldoorlogen. Crisis wereldwijd! Het gouvernement moest zich beperken vanwege het gebrek aan financiële middelen. In dit deel van de tijd kwam een opleiding tot kleuterleidster, hulponderwijzer, onderwijzer en hoofdonderwijzer. Er waren scholen voor Gewoon Lager Onderwijs,
Uitgebreid Lager Onderwijs en Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. De scholen in de districten werden gerekend tot het Beperkt Lager Onderwijs.
Onderwijzers bundelen zich
Binnen het openbaar onderwijs werd in 1933 de Surinaamse Onderwijzers Bond opgericht. De precaire situatie binnen het onderwijs leidde ertoe, dat er in 1945 een onderwijzerscongres gehouden werd, onder leiding van Johan Ferrier. De periode na de Tweede Wereldoorlog laat uitbreiding en verbetering zien, zowel in de breedte als in de diepte. De Surinaamse Rechtsschool opende zijn deuren. Districtsmuloscholen werden opgericht. In Nieuw-Nickerie kwam een Kweekschool voor Onderwijzers tot leven. In 1950 werd de Algemene Middelbare School als bovenbouw van de Muloschool opgezet. In 1962 vloeide daaruit de Middelbare Handelsschool voort. In 1968 werd de universiteit van Suriname werkelijkheid. Het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling initieerde rond 1975 de onderwijsinnovatie.
Versnelde ontwikkelingsprocessen
In de jaren 60/70 was de drang naar onderwijsvernieuwing groot. Het leerprogramma was verouderd. Het percentage geslaagden was benedenmaats, terwijl de vraag naar gekwalificeerde krachten vanuit het bedrijfsleven en de overheid toenam. De huisvesting was niet wat het wezen moest. De staatkundige onafhankelijkheid bracht onderwijsvernieuwing met zich mee. De versnelde ontwikkelingsprocessen vroegen om opgeleide krachten op middelbaar niveau, in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin.
Van handel naar productie
De Surinaamse economie is voornamelijk handelsgericht. Een nieuwe denkrichting met een nationalistisch karakter kwam op. Gewezen werd op het belang van bedrijvigheid,coöperaties, productie, fabrieken en internationale betrekkingen. De nadrukop handel reflecteerde de nationale denkwijze niet langer.
Idealen
De leerkrachten van de jaren zestig en zeventig hebben de basis gelegdvoor hun opvolgers. De ongeschreven, maar nu geldende onderwijsvisiewerd nationalistisch/filosofisch aangegeven. Bij hen was onderwijs,naast kennis vergaren en bijbrengen, een proces in de geest, het koesterenvan idealen. Het waren keien, die Suriname uiteindelijk dienden inde hoogste posities. Het bedrijfsleven heeft dankbaar gebruikgemaaktvan dit intellect.
Struikelblokken
De samenleving heeft zich aan het onderwijzersvolkopgetrokken. Al dan niet aangesloten bij een vakbond hebben de onderwijzers ingrijpende veranderingen bewerkstelligd. De politieke geschiedenis van Suriname is voor een groot deel door onderwijzers geschreven. De samenwerking, het meest essentiële samenspel tussen deschool en de overheid, vroeger het gouvernement, is vanaf de koloniale tijd stroef geweest. De tekortkoming is altijd financiële middelen. Geld en het ontbreken van een samenhangende onderwijsfilosofie en strategie, meer nog een nationale denkwijze, zijn struikelblokken bij de groei naar een beter onderwijsniveau in Suriname.’
HD