De NPS-bestuursleden Michael Loswijk en Eric Feller hebben vrijdag hun tegen het hoofdbestuur van de partij aangespannen Kort Geding verloren. Ze zijn niet-ontvankelijk verklaard.
De twee hadden geëist dat:
1) het hoofdbestuur alle boeken en bescheiden, houdende financiële verslaglegging, over moesten dragen en daartoe toegang te bieden op een Congres uiterlijk binnen negentig dagen na betekening van het te wijzen vonnis,
2) volledige medewerking te verlenen of alles wat bevorderlijk mocht zijn te ondernemen. waaronder het verstrekken van noodzakelijke documenten, het doen van bekendmakingen, ondertekenen van akten, benoemen van deskundigen, evenals overige feitelijke handelingen en rechtshandelingen om te bewerkstelligen dat uiterlijk binnen negentig dagen na het te wijzen vonnis een Congres te houden ter verkiezing van het hoofdbestuur, een voorzitter en ondervoorzitter,
een en ander met een dwangsom van SRD 50.000 per dag of keer dat een of meer gedaagden in strijd handelen met het gevorderde.
De gedaagde hoofdbestuursleden concludeerden echter tot niet-ontvankelijkheid van Loswijk en Feller, omdat zij menen dat de twee de vordering niet in hoedanigheid van leden van NPS hadden ingesteld. Verder stelden de hoofdbestuursleden, dat ook indien de eisers als individuele leden de vordering zouden hebben ingesteld, zulks in strijd zou zijn met artikel 9, lid 2, van de partij Statuten. Daarin is bepaald, dat behoudens het Congresbestuur alleen het hoofdbestuur en de Algemene Ledenvergadering van ten minste drie afdelingen van de NPS de bevoegdheid tot het eisen van een Congres toekomt.
Volgens de Kantonrechter heeft het hoofdbestuur zich terecht op het standpunt gesteld, dat Loswijk en Feller ‘een algemeen theoretisch belang geformuleerd hebben zonder daarbij te stellen welk persoonlijk en rechtstreeks belang zij menen te hebben bij de vorderingen’. ‘Geoordeeld wordt, dat de gestelde feiten en omstandigheden aldus geen rechtsband van Loswijk en Feller met een bestreden subjectief recht construeren. Loswijk en Feller hebben niet voldaan aan het ontvankelijkheidsvereiste. Dit betekent dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen’, zo oordeelt de Kantonrechter in het vonnis.