Geleerd wordt dat de deugden nagestreefd moeten worden. In de schoolbanken worden de goede dingen over het aardse leven verteld. Ouders en verzorgers zetten zich ervoor in goede burgers af te leveren aan de maatschappij. In de gebedshuizen zijn traditiegetrouw de waarden en normen altijd gewichtige aandachtspunten geweest. In werkorganisaties vinden velen hun weg naar een goed leven. Bedrijfsmanagers die zich bewust zijn van de waarde van hun medewerkers voor de organisatie leveren een niet te onderschatten bijdrage aan het vormen van plichtvaardige burgers. Ook al beseffen politici merkbaar niet welk maatschappelijk belang gediend wordt met florerende ondernemingen.Trainers en opleiders op de vlakken van management en leiderschap zetten zich in om inzichten van prominente wetenschappers over te brengen aan hun gehoor dat afwisselend bestaat uit functionarissen van hoger, midden- en uitvoerend niveau in organisaties . Zij onderrichten als materiekenners de boeiende ideeën van Peter Drucker over management. Zij houden als trainers en opleiders de ideeën van Michael Porter over strategie en concurrentie uitvoerig tegen het licht. De opvattingen van Stephen Covey over leiderschap worden niet buiten beschouwing gelaten. Over het thema “reorganiseren´´ laten de opleiders de denkwijze van Michael Hammer niet onaangeroerd. Professionele trainers en opleiders zullen niet verzuimen hun gehoor veel te vertellen over de Balanced Scorecard van Robert Kaplan en David Norton. En wie zou vermoeden dat zij het beroemde model van de vermaarde Amerikaan Robert Quinn over leiderschap over het hoofd zien, heeft zich vergist. Onder geen beding zullen deze kennisoverdragers zich eraan bezondigen hun gehoor niets te vertellen over de interessante ideeën van Tom Peters op het gebied van ondernemerschap. En wie zou zich met trots een goede opleider of trainer mogen noemen wanneer de beginselen van management , verbonden aan de naam van Henry Mintzberg tijdens de sessies niet ter sprake waren gekomen? Er wordt ons door talrijke personen gedurende ons leven zoveel bijgebracht , dat de namen van al onze leermeesters en leermeesteressen onmogelijk voor de vuist weg opgesomd kunnen worden. Terwijl personen in het hier en nu anderen aanzetten tot onderlinge haat, ontsnapt het aan hun aandacht dat zij zelf wijze lessen gekregen hebben van personen van verschillende komaf. De religie wordt in sociologische zin als een institutie aangemerkt. Evenzo het onderwijs, de opvoeding, het huwelijk, het ouderschap, de politiek, de economie, de rechtspraak , de rechtsstaat en de democratie. Met deze en andere instituties, ook wel aangeduid als de brandpunten van de maatschappij, wordt in de beschaafde leefgemeenschap met veel zorg omgegaan. Wanneer aan de objectiviteit van de rechtspraak zou worden getwijfeld, zal daardoor ook het fundament van de rechtsstaat aan het wankelen worden gebracht. Wanneer verkondigers van het woord van God zich schuldig maken aan handelingen en gedragingen die in strijd zijn met de waarden van de religie als institutie, dan bezondigen zij zich niet slechts aan het beschadigen van de reinheid van de godsdienst, maar maken zij zich ook schuldig aan ontheiliging. Wanneer zij die tot het politieke ambt worden toegelaten de Naam van de Almachtige noemen bij het doen van hun schone beloften jegens land en volk om vervolgens daar te zijn waar de corruptievlag wappert, moeten zij instaan voor de gevolgen van hun eigen woordbreuk jegens God.
Wordt er nog gewerkt in de talloze bedrijven en op de kantoren van de bankinstellingen, de verzekeringsmaatschappijen, in de ziekeninrichtingen en verzorgingstehuizen, op de onderwijsinstellingen, in de mediahuizen, in de politie- en militaire organisatie, in de handelszaken, op de landbouwvelden? Ongetwijfeld zal dat het geval zijn. Op de kantoren van de notarissen en de advocaten , in de apotheken en op de poliklinieken is het werken geblazen. Daar krijgt stellig niemand het loon in de schoot geworpen. Daar bevinden zich geen werkers met onduidelijke status. En in de sector van de overheid? Ongetwijfeld bevinden zich in veel overheidsorganisaties toegewijde, plichtvaardige en bevlogen personen die zich op voorbeeldige wijze van hun taken kwijten. Betrek hierbij ook de correcte houding van betrokken landsdienaren jegens de klanten van de overheid. Jawel, overheidsklanten, ook al is onze overheid niet zo erg eraan gewend burgers ook als haar klanten aan te merken. Betrek hierbij ook de onaangename gevoelens bij de plichtsgetrouwe ambtenaren wanneer het overheidspersoneel versleten wordt voor lui, ongeschikt, voor zeven-even, voor onsympathiek en meer van dergelijke onhoffelijke bejegeningen. Maar is er nergens een schuldige aan te wijzen voor deze situatie waarin ook de harde werkers in overheidsdient terecht gekomen zijn? Hoeveel personen werkzaam in de ambtelijke dienst kunnen nog met gepaste trots en met opgeheven hoofd kenbaar maken aan anderen dat zij landsdienaar zijn? Heeft niet recentelijk nog de mededeling in de krant gestaan dat er thans studie gemaakt wordt van het verschijnsel van ambtenaren met een onduidelijke status ? Onvoorstelbaar, want is niet het begrip ‘ambtenaar’ op zich reeds een status die verkregen wordt, juist door het zijn van “ambtenaar” ? Moet, naast het functieloon , het mogen zijn van “landsdienaar” niet als statusbeloning worden aangemerkt? Precies zoals het woord ‘bankemployee” een statusachtige aanduiding is? En dan sta je er wel versteld van te moeten vernemen dat nu nagegaan wordt hoe het verder moet met ambtenaren die geen duidelijke status hebben. Welke lessen vallen hieruit te leren? Weet u dat misschien?
Stanley Westerborg
Organisatieanalist
=