Suriname heeft nu een heel goede kans om een boost te geven aan het Surinaamse voetbal. Suriname is in de rij der naties een klein land, volgens de laatste census met ongeveer 550.000 inwoners. Over het algemeen zal het heel moeilijk zijn om structureel een nationaal team op de been te krijgen dat kan ‘competen’ met grotere voetballanden die al decennialang op een hoog niveau spelen, een profcompetitie hebben en een grotere bevolking (en een grotere groep aan voetballers) hebben. Komt nog bij dat in Suriname amateurvoetbal wordt gespeeld, de vorming van voetballers van kleins af afwezig of zeer slecht is en dat deze vorming van spelers bar slecht is in de districten. Dat maakt dat en behoorlijk deel van de bevolking uitgesloten is van behoorlijk seniorenvoetbal. Het gevolg is dat de technische kwaliteit van de spelers en het tactisch vermogens van het team (en dus het niveau van het Surinaams voetbal) op een heel laag niveau zit. Er wordt meer dan genoeg (natuur)talent geboren, alleen gaan ze verloren als het drinkbare regenwater dat royaal op de Surinaamse bodem valt en in de grond wegzinkt. De kansen van Suriname worden 10 maal groter als de Surinaamse diaspora van 350.000 ook in de pool van selectie wordt toegevoegd. Er zijn voetballers die hier zijn geboren of geboren zijn uit Surinaamse ouders of grootouders die voor Suriname kunnen spelen. Deze jongens hebben een veel betere voetbalopleiding gehad en zijn beroepsvoetballers. Ze spelen in grote stadions met duizenden toeschouwers die hen massaal uitjouwen of hen juist bejubelen. Onder deze omstandigheden zijn deze diasporavoetballers in staat om constante resultaten neer te zetten in de verschillende profcompetities in de wereld. We hebben nu pas enkele jongens die met een Surinaamse nationaliteit, profvoetballer zijn. Die spelers zijn een toegevoegde waarde voor Natio. Suriname is echter nog te klein om 18 profvoetballers op te roepen met alleen een Surinaamse nationaliteit en een reservelijst van invallers erop na te houden voor het geval spelers in de voorbereiding uitvallen. Veel kleine landen hebben we niet op een WK gehad, maar in 2018 was er IJsland met een bevolking van niet meer dan 400.000. In 4 jaar tijd vloog het nationaal team van plaats no 133 op de Fifa ranglijst naar 23. Analytici zeggen dat IJsland niet geïntimideerd is door grote namen als Engeland. Ze willen altijd winnen als ze spelen. In het koude IJsland zijn er vanaf de jaren ’90 veel indoor en outdoor (verwarmde) voetbalvelden gemaakt. De voetballers die op het WK van 2014 waren, waren 13 tot 14 jaar toen de nieuwe faciliteiten kwamen, dus ze waren niet daarin opgegroeid. Veel scholen hebben een klein voetbalveld waarop de jongeren leren voetballen. De faciliteiten worden met staatskosten gebouwd en gegeven aan de clubs met de opdracht om aan goede vorming te doen. De voetbalbond aldaar heeft zwaar geïnvesteerd in trainers: 70% van de trainers heeft een Uefa B-licentie en de rest een Uefa A-licentie. Er zijn in IJsland geen vrijwilligerstrainers. Ouders worden veel betrokken in het jeugdvoetbal. Er zijn 47 teams met een jeugdvoetbalteam: dat zijn alle teams op het eiland. Alle teams hebben dezelfde kwaliteit opleiding en training waardoor alle kinderen tot seniorenvoetbal in de buurt blijven.
In Suriname moet een sterke Natio de boost geven aan de lange-termijn-ontwikkeling van het voetbal. De lange-termijn-ontwikkeling is het opleiden van een generatie beginnende bij 6 jaar en resultaat vanaf 12 jaar daarna. De kunst is altijd nog om de jongeren waarin wordt geïnvesteerd, in het land te houden, want velen verhuizen en maken deel uit van het systeem van een ander land. Zijn we in Suriname in staat een ‘feasable’ profcompetitie te starten. Misschien zouden Guyana, Suriname en Frans Guyana samen een profcompetitie starten: de Guyana’s Shield Prof League (GSPL), met een gecombineerde populatie van 1,7 miljoen. Met bruggen over de Corantijn en de Marowijne zouden spelers en supporters gemakkelijker kunnen (mee)reizen. De strategie moet nu zijn om spelers goed op te leiden en hun te posteren in de profcompetities in het buitenland. We hebben nu 5-6 van zulke spelers maar dat is niet genoeg om een goed team op de been te brengen. Voor nu is de strategie: een ongekend sterke Natio laten zorgen dat internationaal wij aantrekkelijk worden. Dan begint na het succes ban Natio een tweesporenbeleid: 1.voortzetten van een door de diaspora verrijkte Natio en 2. Opzetten van een goed jeugdsysteem met 100 jeugdteams en 500 A- en B- trainers. Voor de korte termijn moet de boost komen van de diaspora en wel in de Gold Cup en de WK-kwalificaties op weg naar Qatar 2022. Suriname kan Qatar halen. De oud-prof Dean Gorre moet nog een prof met Surinaams bloed inlijven inzetten. Gorre weet wat de internationale druk in grote stadions betekent. Dat hebben de trainers met een Surinaamse nationaliteit niet aan den lijve als speler ervaren. Wat Gorre nu moet doen zijn de best mogelijke jongens selecteren en fiat daarvoor verkrijgen bij de Fifa. Uiteraard gaan wij ervan uit dat de betere spelers wel bereid zijn voor Suriname uit te komen. En wanneer op gegeven moment Suriname en Nederland gelijke kansen maken om op een WK aanwezig zijn en je bent een prof met Surinaamse roots: waarom zou je dan niet kiezen voor Suriname en wachten op Nederland? Er ontstaat een win-winsituatie namelijk voor de spelers die voor Suriname zullen uitkomen: ze krijgen een internationale exposure en als ze hun best doen kunnen ze mooie contracten van clubs krijgen. De oproep aan Dean Gorre is dus om niet zuinig te doen en veel meer hogere profs naar binnen te halen. Ook is het advies om nu wel met oefenwedstrijden te komen met eerst middelmatige regionale landen, maar op den duur van de sterkere landen in de landen. Indien er jongens zijn die nog wachten op een mogelijke oproep van ‘oranje’, zullen die eerder geneigd zijn voor Suriname te kiezen als er voor de Gold Cup goed wordt gepresteerd. Dan kan er voor de WK-kwalificaties een sterker team beschikbaar zijn. Voetballers zijn vaak egoïstisch, men voetbalt vaak voor eigen roem en profijt. Suriname moet, zonder wrok te hebben, een win-winsituatie creëren en de hoogst mogelijke profs inzetten…dit alles in het belang van een goede Natio. Het heeft economisch wel zin om in Natio te investeren omdat bij succes Suriname in 1 keer als nooit tevoren, voor altijd, goed op de wereldkaart is gezet. Dat zal de deur voor Surinaamse bedrijven openen en toerisme kan dan een enorme boost krijgen.