De minister belast met buitenlandse zaken in ons kabinet, heeft in de media verklaard dat hij geschokt is van de recente brief, die zijn counterpart in Nederland naar de Tweede kamer in zijn land heeft geschreven. Onze minister is met name verrast door de passages in de brief over het standpunt van de minister c.q. de Nederlandse regering over de vp van Suriname. De Nederlandse minister schrijft in zijn brief dat de positie van de vp een ‘aandachtspunt’ is in de relatie met de nieuwe regering. De vp is in 1999 door de rechtbank Haarlem bij verstek veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf voor cocaïnehandel. De Nederlandse regering zal geen contact met de vp onderhouden in het algemeen. Maar als er een functionele noodzaak is om contact te onderhouden, dan zal de Nederlandse regering het contact met de vp wel onderhouden. Dit staat in het schrijven van de Nederlandse minister. We herinneren ons dat onze minister heel vroeg in deze regeerperiode een bezoek heeft gebracht aan Nederland en dat was voor een zakelijk politiek overleg. In dat politiek overleg behoren alle pijnpunten tussen de landen aan de orde te komen. Over het algemeen zijn er geen issues van Nederlandse zijde die voor ons een doorn in het oog zijn. Vanuit de andere kant zijn die issues er wel. We noemen voor u de veroordeling van de burger Bouterse door de Nederlandse rechter, eventuele kansen van money laundering in het financieel systeem, drugsdoorvoer en –handel, milieuschendingen in het binnenland, de situatie van de binnenlandse burgers (vergiftiging door kwik), mensenhandel, de situatie van de gevangenen in de huizen van bewaring en nu met de benoeming van de vp ook zijn veroordeling. Deze zaken komen zeker op het politiek overleg, omdat deze zaken bepalend zijn voor de economische samenwerking die later moet komen. De EU-lidstaten zijn verplicht om een aantal eisen te stellen aan de partners met wie ze gaan samenwerken. Alhoewel deze eisen niet geheel ontbloot zijn van hypocrisie, is Suriname nu wel in de positie gekomen om niet veel eisen te kunnen stellen. Onze minister van buitenlandse zaken is op formeel dienstbezoek geweest en deze zaken dienen te zijn besproken. Indien deze zaken zijn besproken, diende hij ook deze aan de president en de regering voor te houden. De minister van Buza is namelijk nog steeds rapportageplichtig aan de president, hij kan niet zijn eigen weg opgaan. Nu de minister zegt dat hij verrast is, dan rijst de vraag waarom hij niet het advies heeft gegeven aan de president om de Nederlandse zaakgelastigde alhier te ontbieden voor een verklaring. De president van Suriname is de hoofdaandrijver van het herstel van de relatie met Nederland, al ver voor de verkiezingsuitslag is hij daarmee begonnen. Daarom en ook vanwege zijn positie had het de president moeten zijn die moest uitkomen met een verklaring over de brief van de Nederlandse minister aan de Tweede Kamer. Want het kan niet zo zijn dat de minister van Buza voor zijn beurt praat en daardoor de president nu dwingt om ook wat te zeggen. Het lijkt dus alsof de Buza-minister niet afstemt met de president over het buitenlands beleid, terwijl er juist op dit stuk een heel goede afstemming moet zijn. De vraag rijst nu wat de houding van de Surinaamse regering moet zijn nu onze minister van Buza verontwaardigd is over de brief van zijn collega uit Nederland. De vraag rijst hoe je in alle redelijkheid agreement moet verlenen aan de nieuwe ambassadeur van Nederland hier over enkele dagen of weken, wanneer het oneens bent de wijze waarop jouw instituut van de vp door jouw partner wordt bejegend. In deze heeft het er veel weg van de Buza-minister buiten de formatie speelt en een soevereine en zelfstandige weg opgaat, zonder rekening te houden met de president. Het is wel incoherent beleid als wat de rechterhand opbouwt, door de linkerhand wordt afgebroken. Maar wie A zegt moet nu ook B zeggen. De vraag blijft dus wat het politiek antwoord van de regering en in deze de president zal zijn nu de Buza-minister de indruk heeft gewekt dat de Surinaamse regering geschokt is door de brief en de passage over de vp. Een ander voorbeeld waar het krom gaat, is het voorgenomen bezoek van de Buza-minister aan Guyana om te praten over de brug over de Corantijn, maar moet het niet de minister van OW zijn die in deze de gesprekken moet voeren. Daar zien we dus weer dat de Buza-minister buiten de formatie speelt en op beleidsterreinen van andere ministers gaat.
Terugkerend op de Nederlandse issue voor alle duidelijkheid, wat Blok in de brief aan de Tweede Kamer schrijft is het algemeen politiek standpunt van de Nederlandse regering. Die brief vervat de leidraad voor de samenwerking die waarschijnlijk zal worden geïntensiveerd tussen beide landen, zo goed en zo kwaad als het kan. De Nederlandse regering heeft een aantal opmerkelijke onderdelen in haar nieuwe standpunt naar Suriname toe en geheel verassend zijn die niet. Veel aandacht is in de media gegaan naar de positie van de vp. Daarover kunnen zouden wij heel kort kunnen zijn: de Nederlandse regering heeft geen ruimte – ook bekeken vanuit de geopolitiek – om voor onze vp een uitzondering te maken. De minister van Buza van Suriname behoort dat te weten en deze zaak goed te hebben besproken met zijn collega. De Nederlandse minister blijft echter verantwoording schuldig primair aan het Nederlandse parlement. De vp heeft een Nederlands vonnis op zijn naam, maar in zijn politieke campagnes heeft hij nooit afgegeven op Nederland of de Nederlandse politiek. Het is wel zaak dat vooral in de kwetsbare relaties de Buza-minister zich onderwerpt aan de leiding van de president en de regie niet overneemt. Gebeurt dat wel, zoals nu, dan zal het zeer gênante situaties opleveren. Dat moet ons als land wel bespaard blijven.