Gisteren is wereldwijd de Wereldonderwijzersdag herdacht. De Unesco, een gespecialiseerde organisatie onder de VN, besteedt speciale aandacht aan deze dag. Dit jaar staat deze dag, hoe kan het ook anders, in het teken van Covid-19. Het Covid-19 virus heeft de hele wereld in haar greep, ook Suriname. De scholen kunnen een brandhaard zijn voor de verspreiding van het virus. Het lukt kinderen heel moeilijk om de social distance met elkaar te bewaren, dat ligt niet in hun aard en het is een zeer moeilijk te hanteren en handhaven regel, ook op de instellingen waar oudere kinderen en jongvolwassenen onderwijs volgen. Dan komt bij de kinderen nog bij kijken de hygiëne bij het naar toilet gaan en bij het eten en drinken. De onderwijzers stonden toen de Covid-19 pandemie de kop opstak, in het middelpunt van de belangstelling. De centrale vraag werd namelijk of de scholen open moesten blijven of niet. Een reden om de scholen open te houden was dat kinderen niet zozeer vatbaar en kwetsbaar waren voor het virus, in vergelijking met de ouderen. En die ouderen zijn op school de leraren. Die zijn soms kwetsbaar vanwege een overgewicht, een gevorderde leeftijd of ze bezwijken door omstandigheden die niet echt duidelijk zijn. Vanwege de kwetsbaarheid van leraren en ouders werden de scholen op den duur gesloten. Leraren kregen nu de uitdaging op hun pad om via de digitale weg onderwijs te verzorgen. Dat is een bijna ondoenlijke zaak vooral bij kinderen. Onderwijzers verzorgen onderwijs aan kinderen door ook indruk te maken op de kinderen en hun te beïnvloeden. De fysieke aanwezigheid van de onderwijzers en van klasgenoten is van eminent belang voor het leerproces van kinderen. Zowel de leerkrachten als de kinderen hadden een harde tijd met de digitale leeromgeving, maar ook nog met het thuisblijven een dreigend verlies van het onderwijsjaar. Inmiddels zijn de scholen weer open en is het takenpakket van de onderwijzer veel groter geworden. Het risico op school voor besmetting is gebleven. Thans moeten de leerkrachten ook letten op de naleving van de Covid-19 regels. De stress is hierdoor allemaal voor de leraar toegenomen en tegelijkertijd is het contact met mede-onderwijzers op school afgenomen. Dit laatste is niet bevorderlijk voor de verwerking van schadelijke stress.
De onderwijzers vormen overal ter wereld, en ook in Suriname, een zeer strategische groep. Zij zijn mede belast, naast de ouders en de buurt, voor de opvoeding van generaties burgers die het bestuur, de economie en het sociale leven van het land overnemen. Een sterke toekomst is voor naties onmogelijk zonder gemotiveerde leerkrachten. De ontwikkeling van samenlevingen zal stil komen te liggen zonder leerkrachten. Leerkrachten waren in het verleden in Suriname de actieve sociaal-maatschappelijke burgers en de activisten. In de buurten drukten de onderwijzers vroeger een sterke stempel, in het verenigingsleven, in het religieuze leven en ook in het politieke leven. De onderwijzers zijn gedurende de afgelopen 20 jaar steeds meer normale burgers gaan worden, waarvan niet veel meer wordt verwacht dan dat ze hun werk op school als onderwijzer doen. De maatschappelijke rol van de onderwijzer in Suriname is gedecimeerd tot een puur pedagogische binnen de muren van de school. Daarmee is de onderwijzer van tegenwoordige een heel andere dan 40 jaar terug. Of dit bewust is aangestuurd door het ministerie van onderwijs is onbekend.
We onderkennen desalniettemin de uitdagingen waarmee de onderwijzers heden ten dage hun werk dienen te doen. Er is in de afgelopen jaren veel vakbondsstrijd geleverd door onder andere de Bond van Leraren onder voorzitter Wilgo Valies, die door zijn acties en zijn activisme zowel bij de NF-regeringen als bij de NDP-regeringen een impopulaire figuur was geworden. Tijdens de vorige regering werd de vakbondsstrijd grimmig, niet door de houding van de BvL en de leraren, want die zijn altijd correct gebleven. Het werd grimmig omdat de zittende regering de stakingen aanmerkten als een persoonlijke aanval op de president en de voorzitter van de NDP. Men zag de vakbondsstrijd van de BvL als een politieke actie, maar ook dan was de intimidatie vanuit de regering niet te rechtvaardigen.
Er is tijdens de vorige regering pogingen ondernomen om de beloning van de onderwijzers fundamenteel te hervormen. De leraren, die tussen de 20 en 25% van het ambtenarenkorps zouden uitmaken, zouden worden gelicht uit het Fiso-systeem, zodat men niet meer gebonden was aan de beloningsregels en –beperkingen van dit systeem. Ook zouden de leraren uit het overheidsapparaat worden gehaald en worden ondergebracht in een soort rechtspersoon. De leraren zouden dan, alhoewel gesubsidieerd door de Staat, niet meer in dienst zijn van de overheid. Het effect zou dan tweeërlei zijn: ten eerste zou het ambtenarenbestand formeel zijn afgeroomd. Het aantal ambtenaren zou substantieel afnemen, de loonlast ook, maar de subsidies zouden dan wel toenemen. Het tweede effect zou dan zijn dat arbeidsvoorwaardenperikelen bij de leraren niet meer direct op het bord zouden komen van de minister van onderwijs. De politieke druk bij een staking wordt dan minder en het risico van een huilende minister van onderwijs wordt dan geëlimineerd. Maar wanneer de leraren dan in de private sector belanden en dat deel van de sector hoofdzakelijk door de Staat wordt gesubsidieerd, dan betekent het dat elke loononderhandeling en cao, toch weer gedeponeerd wordt op het bord van de minister van Financiën. Het risico is dan dat de Staat, zonder invloed te hebben op de lonenontwikkeling in de onderwijssector, toch steeds weer geconfronteerd wordt met hoge rekeningen. Het gevolg kan dan zijn dat de uitkomsten van de loononderhandelingen stagneren, doordat de middelen niet worden vrijgemaakt, Dit fenomeen is niet onbekend, kijk maar naar de vorige regeerperiode. De verzelfstandiging van de leraren is waarschijnlijk nog op de agenda en de toekomst zal uitwijzen of er daarvoor nog draagvlak is. In elk geval willen wij deze dag nemen om onze leraren te waarderen en hulde uit te brengen aan hun adres.