Op mijn artikel van 29 september jl. getiteld: Suriname behoort tot de “derde golf democratieën” –geschreven naar aanleiding van het artikel van prof.mr. Ybo Buruma in het SJB 2020 nr. 1: “De taak van de rechter en de vooruitgang in Suriname” – heb ik talrijke reacties ontvangen.
Verscheidene personen maakten de opmerking dat het begrip “derde golf democratie” voor hen niet duidelijk is. Raadpleging van het artikel van prof. Buruma leert dat hij dit begrip niet met zoveel woorden definieert, maar er blijkbaar van uitgaat dat de lezer reeds kennis moet hebben van de betekenis ervan.
Ik denk dat zulks voor vele juristen niet het geval zal zijn, aangezien het begrip derde golf democratie een politiekwetenschappelijke achtergrond heeft. Ik heb mij in vogelvlucht ingelezen over dit onderwerp, waarop ik mij zeker niet als expert beschouw, en zal voor de niet-ingewijden een korte explicatie proberen te geven.
De term golven van democratie wordt reeds in de 19e eeuw gebruikt, maar is gepopulariseerd door de Amerikaanse politicoloog, Samuel Huntington in zijn boek uit 1991: “The Third Wave”.
Hierin definieert hij een democratische golf als een groep overgangen van niet-democratische naar democratische regiems, die plaatsvinden binnen een bepaalde tijdsperiode en die aanzienlijk meer zijn dan overgangen in tegengestelde richtingen gedurende die tijdsperiode.
Hij onderscheidt drie golven:
1. Eerste golf .
Deze begon in het begin van de 19e eeuw toen kiesrecht werd toegekend aan de meerderheid van de blanke mannen in de VS. Op zijn hoogtepunt in 1918 zag de eerste golf 29 democratieën in de wereld. Het dieptepunt van deze golf kwam in 1942 toen het aantal democratieën in de wereld daalde tot slechts 12.
2. Tweede golf.
Deze begon na de overwinning van de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog en bereikte in 1962, 36 erkende democratieën in de wereld.
3. Derde golf.
Deze begon in 1974 met de Anjerrevolutie in Portugal en omvatte o.a. de democratische overgangen in Latijns-Amerika in de jaren 80, verscheidene landen in Azië van 1986 – 1988 en Oost-Europa na de ineenstorting van de Sovjet Unie.
Huntington is van mening dat landen die tijdens een golf een overgang naar democratie ondergaan of hebben ondergaan, onderhevig zijn aan een democratische achteruitgang.
De derde golf betreft veelal landen die vanuit een autocratisch regiem naar een democratische bestuursvorm overgaan. De vraag is in hoeverre dit voor Suriname geldt, aangezien ons land vóór 1975 weliswaar niet zelfstandig was, een overzees gebiedsdeel van Nederland, maar toch als democratisch kon worden beschouwd.
Sinds 1948 kenden wij het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen en was er sprake van vrije verkiezingen. Maar Suriname heeft wel vele kenmerken gemeen met de landen die tot de derde golf worden gerekend. Deze kenmerken zijn door prof. Buruma in zijn artikel beschreven.
Vermeldenswaard is dat ook mr. Hans Lim A Po sr. in zijn rede op 12 juni 2019 bij de uitreiking van het eredoctoraat aan hem, met als titel: Achterwaartse democratisering, Suriname getypeerd heeft als een derde golf democratie.
Carlo Jadnanansing