In 1801 kreeg de Britse ambassadeur in Constantinopel, Thomas Bruce, zevende graaf van Elgin, van de Ottomaanse regering toestemming om ‘enkele stukken steen met oude inscripties en figuren’ van het Parthenon in Athene naar Londen te vervoeren. Lord Elgin liet echter de helft van de aanwezige beelden verwijderen. Deze Elgin marbles, zoals de voorwerpen van ‘de grootste kunstroof in de geschiedenis’ worden genoemd, kwamen na het faillissement van Elgin voor £35.000 in bezit van het British Museum. Sindsdien pleit Griekenland voor teruggave, en dat pleidooi werd op 21 mei, Wereldcultuurdag, krachtig gesteund door de Internationale Vereniging voor de Hereniging van de Parthenon-sculpturen. De vereniging stelt de Griekse minister van cultuur voor om het British Museum gecoördineerd onder druk te zetten, aangezien het een ‘artistieke, culturele en morele noodzaak’ betreft. ‘De Britse regering heeft nu de kans om leiderschap te tonen, onrecht te corrigeren en de sculpturen terug te geven aan Griekenland.’
(NeosKosmos, Athene)