Tussen spreiding en verspreiding

Verspreiding van onzin is de mens gegeven. Verspreiding van leugens en verzinsels is nu routine. “Fake news” zo heet dat nu. Niet eerder heeft het woord verspreiding zoveel gebruikers daarvan gekend als nu. Afstand bewaren en zindelijkheid zijn nu wereldwijd bekende klanken. Wie altijd onverschillig geweest is met de persoonlijke verzorging krijgt nu de les voorgelezen en is gewaarschuwd. Netjes op afstand van elkaar blijven is thans de slagzin. Verspreiding van de bewering dat de overheid recentelijk in gebreke is gebleven de heersende uitbraak van een virusaandoening niet tijdig te hebben aangepakt, bleek naderhand onjuist te zijn. Het openbaar bestuur heeft zijn best gedaan. De schade is uitermate beperkt gebleven. Waar blijft dan het compliment aan de overheid? En lofuitingen jegens verpleegkundigen, medici, coördinatoren en werkers van de logistieke ondersteuning? En ondernemers die zich in het kader van de heersende situatie van hun goede zijde laten zien? En dat gedisciplineerde burgers, vooral in deze crisissituatie, een veel betere vorm van openbaar bestuur mogen ervaren dan wat haar door elkaar opvolgende regimes tot nog toe is gepresenteerd en aangedaan? Verspreiding van negatieve berichten over het bestedingsgedrag van de overheid is nu in volle gang. Zou het in alle ernst om de juiste informatie gaan? Het ligt aan de regering deze beschuldiging te weerleggen. De zo geprezen communicatietechnologie heeft de wereldgemeenschap wederom een grote dienst bewezen. Van minuut tot minuut konden berichten over de huidige tragedie in de wereld worden verspreid. Technologie hier dan bedoeld als kennisterrein en niet als apparatuur. In hoeverre zijn staatsrechtsgeleerden en rechtsfilosofen het met elkaar eens of oneens dat de Franse filosoof Montesqieu met zijn beroemde leer veeleer de machtenspreiding op het oog had en niet zozeer een machtenscheiding? Als voorbeeld: regering en parlement vormen in ons land samen de Wetgevende macht. Voor aangelegenheden waarvoor wetgeving in formele zin niet vereist is, kan de Uitvoerende macht algemeen verbindende regelingen stellen. Kijk ook naar het werkgebied van het parlement. Dit orgaan is stellig geen uitvoerder. Maar hoe is dan te verklaren dat de grondwet voorschrijft dat de assemblee haar eigen griffier benoemt, schorst en ontslaat? Dit is toch uitvoering van een wetsartikel? Maar er is meer aan de hand. Overheidsvoorlichting is een publieke taak. Regeringsgezinde assembleeleden haasten zich echter merkbaar de gemeenschap te informeren over kwesties, de wijze van beleidsuitvoering rakende. Traditie, taakvermenging, geldingsdrang of kinderlijke dienstbaarheid? En dat een jongeling in de politiek ons als gemeenschap op belerende toon onderricht dat aanname van een wet met interne werking binnen het parlement te maken heeft met de verdere professionalisering van dit orgaan . Hoe moet daarmee dan worden omgegaan? Mag niet op voorhand worden aangenomen dat het parlement altijd op volwaardig niveau denkt en werkt? Moeten wij als burgers van de buitenwacht soms de blijvende leermeesters wezen voor gekozenen? Zoals nu weer? Professionalisering heeft toch betrekking op kwalitatieve verbetering van een zeker beroep of van beroepsmatige vaardigheden? Maar om dit begrip in verband te brengen met de assemblee is toch ook niet te vatten? Elk staatsorgaan heeft in het algemeen als kenmerk dat het in een sfeer van uiteenlopende kennisvereisten op hoog tot zeer hoog niveau functioneert voor de uitvoering van uiteenlopende werkzaamheden van complexe en veelal abstracte aard. Wetgeving en beleidsvorming zijn immers onstoffelijke begrippen. Statistici zijn professionals die veel te doen hebben met grafieken en diagrammen. Zij zijn bekend met de frequentie- en spreidingsdiagram. Straks, na de datum van de stembusgang, zullen zij ons een visuele weergave van de spreiding van uitgebrachte stemmen over de diverse politieke partijen aanreiken. In elk geval is een sterke spreiding van stemmen bij een ruim assortiment aan partijen niet in het belang van onze samenleving. Vooral in een situatie waarbij de jongere partijen in haar presentaties even algemeen en oppervlakkig blijven als de ‘sterkere mededingers’ is er weinig of geen hoop op betere tijden. Waar opkomende jongeren in de politiek het nog steeds hebben over hun liefhebberijen zoals lekker koken, wandelen, dansen en naar muziek luisteren of paardrijden valt weinig te verwachten over de verheffing van het niveau van politiekvoering. Jongelingen die berichten verspreiden over hun denk- en werkniveau moeten wel beseffen dat de politiek hoge eisen stelt aan degenen die dat domein willen betreden. Leuke mededelingen over afgeronde opleidingen enerzijds en doorgemaakte ontwikkeling in en door de werkpraktijk anderzijds moeten wel van elkaar worden onderscheiden. Het analytisch niveau van iemand is een kwestie van samengaan van theoretische en ervaringskennis. Analytisch denken is het denken in oorzaak- en gevolgverbanden. Maar in wetgeving, beleidsvorming en openbaar bestuur betreft het vooral alomvattend (holistisch) denken waarbij het gaat om de grotere verbanden en samenhangen waarbinnen dit alles zich voltrekt. Terwijl alle ogen gericht zijn op de verkiezingsresultaten voor de ‘besten in de klas‘ ontgaat het velen allicht dat het juist de zwakkere ‘klasgenoten’ zijn die door het geringe aantal behaalde zetels omkoopbaar zijn en die dientengevolge voor allerhande turbulenties en narigheden kunnen zorgen. Overlopen kan evengoed plaats maken voor positieverandering als fractie. Een verwisseling van plaats in de openbare vergaderzaal middels de bekende ‘oversteek’ met behoud van de eigen identiteit. Op principiële gronden in de waarachtige democratie alleszins toegestaan zonder opgelegde geldboete als blijk van partijmacht, en voor de partijvoorzitter als de kers op de taart, als ‘finishing touch’.

Stanley Westerborg

Organisatieanalist 

error: Kopiëren mag niet!