Suriname huilt

Volgens taxichauffeur Djais Dellastrie (50) heeft de regering van Suriname de armoede waarin het volk gedompeld is, niet echt door. “De economische crisis die zich al jaren voortsleept, maar de laatste tijd enorm verslechterd is, was al moordend. Het Coronavirus daarbovenop maakt de ramp compleet. Ik weet niet waar ik aan toe ben. Als ik de voorspellingen mag geloven, zal het Coronavirus Suriname verwoesten, het reeds arme land verzinken naar diepe armoede. Met mij zijn velen verdoemd tot een armoedig, zielig bestaan.”

Niets kan azijn zuurder maken

“Soms proberen mensen mij te troosten met woorden als: “armoede is geen schande”. “Wat mij betreft kan niets de azijn van mijn leven zuurder maken. Wie niet waagt, die niet wint. Daarom richt ik mij langs deze weg tot first lady Ingrid Bouterse-Waaldring, met het verzoek om de beleidsmakers die haar omringen meer in de richting van pro-alleenstaande vrouw te bewegen.”

De minstbedeelden zijn in grote nood

“Beste first lady, ik zit net als vele andere alleenstaande vrouwen, een moeder van 5 kinderen, met de handen in het haar. Wij, de minstbedeelden, zijn in grote nood. Ik licht een tipje van mijn levenssluier, zodat u weet waar ik vandaan kom.”

Weeskind

“Ik ben in Paramaribo geboren. Mijn moeder overleed 17 dagen na mijn geboorte. Mijn vader volgde haar 3 jaar later in het graf. Ik werd door een echtpaar in Billiton in het district als pleegkind aangenomen. Wij hadden het niet breed maar het ging ook niet slecht totdat mijn pleegouders uit elkaar gingen. Zowel mijn pleegmoeder als pleegvader stoten mij nu af.”

Zwerver lang voordat dit fenomeen de kop opstak

“Zo kwam ik op achtjarige leeftijd op straat terecht en stond tot mijn vijftiende jaar bekend als een zwerfster in Billiton. De oudere bewoners zullen mij nog zeker herinneren. In sliep onder bomen in de openlucht, in berghokken, overal waar ik kon rusten. Nam een bad bij erfkranen en in berghokken. Iedereen kende me en liet het toe. Ondanks de nood waarin ik verkeerde, ging ik naar school.”

Op de tanden kauwen

“De mensen deden mij geen kwaad. Kreeg nu en dan, hier en daar een bordje eten. Als ik niets te eten had, leefde ik op groene manja en andere vruchten of kauwde ik op mijn tanden. Ik deed boodschappen voor mensen. Gasbommen kopen, die ik een kruiwagen 500 meter heen en terug voortduwde. Met een lege bom ging het wel. Maar probeer het met een volle bom over een onverharde weg en je zal zien hoe zwaar dat is.”

Zelfmoordgedachten

“Goedhartige personen voorzagen mij van kleding. Soms had ik zelfmoordgedachten. Met gesloten ogen zag ik een haul pack (zware vrachtwagen waarmee bauxiet werd vervoerd) over mij heen rijden. Ik heb het overleefd.”

Een lichtpuntje

“Mijn moeder had een zus die straatarm was. De familie van mijn vader had het beter, maar heeft niet naar mij omgekeken. Op een goede dag liep ik over straat in Billiton, toen ik bij mijn troetelnaam Delli werd geroepen. Toen ik opkeek, zag ik de zus van mijn moeder staan. Zij had lang naar mij gezocht en op aanwijzen van mij stiefvader gevonden.”

Naar Paramaribo

“Zij, een alleenstaande moeder, nam mij mee naar Paramaribo waar zij mij opnam in huis. Ik bezocht onder haar hoede de Sri Ram Muloschool tot de tweede klas. De vrede was echter van korte duur, na 2 jaar kwam zij te overlijden. Zo kwam ik weer op straat terecht. Een neef heeft mij gedurende twee jaar zo goed en kwaad als het ging geholpen. Maar hij kon het niet volhouden, omdat hij de zorg van jongere broers en zusters ook op zich had. Met mij erbij, werd de last hem te zwaar.”

Levenspartner

“Ik was toen al opgeschoten. Rond mijn achttiende jaar liet ik mij veroveren door mijn eerste vriend, een buurtbewoner van Indiaanse afkomst, die bij zijn ouders inwoonde. Ik trok bij hem in. De relatie duurde 10 jaar.  Wij hebben 2 kinderen verwekt, een jongen en een meisje die al volwassen zijn. Mijn levenspartner was liever lui dan moe. Hij knapte hier en daar karweitjes op om wat te verdienen.”

Lijdensweg

“Ik werkte en draaide voor alles op inclusief de zorg van zijn ouders.  Ik werd dagelijks mishandeld. Was het niet lichamelijk, dan was het geestelijk. Vaak genoeg moest ik met een blauwoog of gescheurde lip naar het werk. Ik heb in de huishouding en twee casino’s als serveerster gewerkt. Hij was vreselijk jaloers en bracht mij vanaf Dijkveld op de fiets naar het werk in de kom van de stad en haalde mij weer af.”

Weer op straat

“Op een dag ging ik naar de winkel die een paar honderd meter, op oogafstand verwijderd was. Hij volgde mijn gang. Voor de winkel ontmoette in een vriendin waarmee ik mij heel kort ophield. Zijn blinde jaloezie deed hem geloven, dat ik mij met een man aan het praten was. Thuis aangekomen heeft hij mij voor vies en vuil uitgescholden en flink afgetakeld. Dat was mij teveel. Met alleen de kleding die ik om het lijf had, liet ik op 28-jarige leeftijd, hem staan, de kinderen achterlatend.”

Zelfmoordgedachte kwam weer op

“Ik klopte radeloos aan bij mijn pleegmoeder. Die opende de deur voor mij. Mijn verblijf bij haar duurde niet lang. Haar man kon zijn handen niet van mij afhouden. Ik miste mijn kinderen telkens als ik ze opzocht trof ik ze huilend aan. Mijn zoon was toen 9 en mijn dochter 4 jaar. Weer kwamen zelfmoordgedachten in mij op. De kinderen hielden mij daarvan af. Wat zou er van hun worden als ik er niet meer was?”

Van goede naar slechte huisvader

“Met mijn tweede levensgezel heb ik 15 redelijk goede jaren gekend. Het was een hele opluchting. Met hem verwekte ik drie kinderen waarvan de oudste 17 is, de andere twee zijn 14 om 7 jaar. Hij was een wees die op jonge leeftijd door zijn ouders werd afgestaan. Wij waren niet getrouwd. Hij had een huis geërfd, dat hij zonder mijn medeweten verpandde en verloor omdat hij niet kon aflossen. Vanaf dat moment werd mijn leven weer ondragelijk. Mijn man kon de tegenslag niet aan en werd van een goede een slechte huisvader. Hij regeerde zijn frustratie op mij af. De klappen, schoppen en trappen bleven niet uit.  Ik bevond mij wederom in een hel.”

Hartkwaal

Alsof dat niet genoeg was, werd ik ziek, belandde in het hospitaal waar ik een hartoperatie onderging in 2016. Ik was taxichauffeur. Na drie maanden werd ik uit het ziekenhuis ontslagen en ben nog steeds onder behandeling. Door taxi te rijden met een huurauto probeer ik te overleven. Door de crises die Suriname meemaakt, zitten met mij vele anderen in grote nood. Ik ben bang dat ik de slechte tijden die wij nu meemaken niet zal overleven. Daarom first lady, vraag ik u van vrouw tot vrouw, beweeg de mannen die het stuur van het land in handen hebben om de goede weg op te gaan”, aldus de in nood verkerende Djais Dellastrie

HD

error: Kopiëren mag niet!