Het Johan Adolf Pengel Instituut van de NPS geeft inhoudelijk
commentaar op de intussen, ondanks het beroep van de NPS en diverse maatschappelijke
organisaties op de president van de republiek om de wet niet af te kondigen,
bekrachtigde en afgekondigde Wet
Controle Valutaverkeer en Wisselkantoren.
De geformuleerde overweging c.q. de doelstelling
van de nieuwe wet wordt door de NPS ten volle ondersteund. De NPS is
voorstander van ordening van zowel de legale als illegale wisselkantoren en
betreurt het dat de wisselkoers, die in 2010 nog stabiel was, volledig op hol
is geslagen. Echter moet erop worden gewezen dat de chaos bij de
geldtransactiekantoren alsmede de vele internationale aantijgingen over het
witwassen van gelden in Suriname, het directe resultaat zijn van het corruptie accommoderend
beleid van de huidige regering. Het beleid op dit vlak wordt gekenmerkt door
een doelbewuste verzwakking van controle-instituten, gebrek aan transparantie,
systematische overtreding van financiële regelgeving en het accommoderen van
partijfinancierders, die conflicterende belangen dienen en vrije toegang en
invloed hebben tot de hoogste echelons van het beleid. De aftakeling van het
financieel systeem is reeds in 2010 ingezet. Wat ons land nu meemaakt, is de
culminatie van een progressieve crisis, die de huidige regering aan de
vooravond van de verkiezingen, wanhopig poogt te repareren met een totalitaire
wet die thuishoort in een communistische staat en niet in ons democratisch
Suriname.
In zijn algemeenheid kan uit de voorgestelde
maatregelen onmiddellijk de conclusie getrokken worden dat de vlag de lading
niet dekt. Zo is de fundamentele verandering van het koersenregiem in dit kader
volstrekt misplaatst en ver buiten het vizier van de doelstelling.
In artikel 2 van de wet wordt gesteld dat het
een ieder verboden is om een andere koers te hanteren dan die gepubliceerd door
de bank. Kort na ondertekening van deze wet stelt de president echter
publiekelijk een koers voor basisproducten vast van SRD 5,85 voor de dollar. De
vraag is of de president de bevoegdheid heeft om op voorhand en in strijd met
de wet een andere koers te dicteren dan die welke is vastgesteld door de Centrale
Bank van Suriname.
In art 3.3 worden overeenkomsten van rechtswege
nietig verklaard als de betaling in contante vreemde valuta moet worden
voldaan. De wet gaat voorbij aan de consequentie dat bestaande overeenkomsten
hiermee niet alleen voor wat betreft de overeengekomen prijs opengebroken
worden, maar ook alle andere artikelen van een de overeenkomst. Indien
bijvoorbeeld bij de heronderhandeling een aannemer en zijn opdrachtgever elkaar
niet kunnen vinden in het te betalen SRD-bedrag, is het overeengekomen contract
in zijn geheel nietig. De aannemer heeft het recht de werkzaamheden te staken.
Het effect hiervan is vooralsnog niet te overzien, maar duidelijk is dat vele
werken in uitvoering hierdoor onder druk komen te staan. In een ander geval van
de vele valutaleningen van banken aan burgers en bedrijven, betekent dit dat
door de omrekening van de US-dollar bedragen in SRD’s tegen de veel lagere
Centrale Bankkoers, alle banken enorme verliezen zullen lijden en hun
solvabiliteit wordt aangetast. De Centrale Bank van Suriname beschikt niet over
de middelen om deze banken de reddende hand te bieden. Verder zijn burgers met
levensverzekeringen met een spaarelement in vreemde valuta in een nadelige
positie, doordat hun uitkeringen nu in SRD’s zullen plaatsvinden tegen een
kunstmatige koers, die lager zal vallen dan de marktkoers. Het heel
financieel-economisch bestel dreigt hierdoor in elkaar te storten net als in de
tachtiger jaren toen elementen van de NDP de economie te gronde hebben gericht.
In artikel 3.7 wordt aangekondigd dat in
Suriname opnieuw sprake is van een vaste wisselkoers, vastgesteld en
gepubliceerd door de Centrale Bank van Suriname. Daarnaast wordt in artikel 10
een indicatie gegeven van de wisselkoers, waarvan bekend is dat de hoogte
daarvan niet te handhaven is vanwege de grote afwijking met de koers, die nu op
de vrije markt geldt. Het spanningsveld dat hierdoor ontstaat, is een garantie
voor het ontstaan van een illegale markt van deviezen, met alle gevolgen van
dien.
In artikel 5.1 wordt bepaald dat 60 procent van
de exportopbrengsten moeten worden gerepatrieerd. Hieruit blijkt dat de huidige
regeerders niet hebben geleerd uit hun eigen bestuurlijke misslagen van de
jaren ‘80. Een dergelijke maatregel kan alleen succesvol zijn als exporteurs
voldoende vertrouwen hebben in de Centrale Bank en als ze de garantie krijgen
dat ze voor hun geïmporteerde grond- en hulpstoffentijdig over deviezen kunnen
beschikken. Indien dit niet kan, zal ons land opnieuw belanden in het tijdperk,
waarbij allocatie van schaarse deviezen plaatsvindt door een door de politiek
aangestuurde commissie. Uit ervaring is genoegzaam bekend dat deze constructie
een rijke voedingsbodem voor corruptie vormt.
De wet geeft verder geen enkele garantie dat de
aanvoer van deviezen dusdanig zal aanhouden dat er in voldoende mate aan de
vraag kan worden voldaan. In tegendeel zullen de restrictieve maatregelen
zorgen voor een lek van deviezen naar het buitenland.
In artikel 5.5 wordt melding gemaakt dat het de
overheid is die bij gelegenheid bepaalt welke importgoederen met prioriteit
worden voorzien van deviezen. In deze is onder meer geen rekening gehouden met
exporteurs die meer dan 60 procent van hun opbrengsten nodig hebben om te
kunnen voorzien in de behoefte aan grondstoffen of halffabricaten. In dit
artikel wordt ook niet nader uitgelegd wat wordt verstaan onder “voor de
overheid noodzakelijke producten”. Deze bevoegdheid waarbij de minister van HI&T
kan bepalen welke goederen onder deze categorie vallen, is een veel te ruime
vrijheid welke ongetwijfeld zal leiden tot favoritisme, zoals dat ook is
gebleken in de jaren ‘80.
De commissie
Het is helemaal niet duidelijk wat het doel
is van de participatie van het Bureau Nationale Veiligheid in de commissie. De taakstelling
van de commissie is het bewijs dat de overheid de toezichthoudende taak van de
Centrale Bank zoals in de Bankwet omschreven, volledig verzwakt. De inval en
opsporingsbevoegdheden van de commissie doen denken aan de Gestapopraktijken
van de jaren ‘40 en passen niet in een democratische staat.
Concluderend
De regering probeert met deze achterhaalde
manoeuvre, de minder bedeelden in de samenleving te doen geloven dat ze op het
laatste moment nog moeite doet om de uit het lood geslagen wisselkoers in toom
te houden. Als gebeten hond worden nu de wisselkantoren aangewezen. Het gedrag
van een deel van de wisselkantoren staat echter niet op zichzelf. De overheid
negeert bestaande structuren structureel, heeft een ongecontroleerd
bestedingsgedrag en laat selectief corruptie toe. De economische scheefgroei is
het resultaat van wanbeleid. Het is een nationale schande dat de minister van
Financiën durft aan te geven dat de deviezenaanvoer zal worden verzekerd door
een bevriende ondernemer en dat die middelen bovendien zullen worden
gekanaliseerd via 2 staatsbanken. Op geen enkele wijze is aangegeven hoe de
controle naar de herkomst van de middelen plaatsvindt, zoals wordt
voorgeschreven in artikel 4 lid 5 van de wet. Nog minder is uitgelegd waarom
die middelen niet aan de Centrale Bank worden aangeboden.
Deze wet die zogenaamd de armen moet redden, zal
die redding niet kunnen brengen. Als onrealistische barrières worden opgeworpen
voor ondernemers, banken en exporteurs zullen uiteindelijk de arbeidersklasse
en de minderbedeelden aan het kortste eind trekken. Bedrijven zullen te gronde
gaan en arbeidsplaatsen zullen verdwijnen. De aangenomen wet is een garantie
voor het ontstaan van een zwarte markt in deviezen. Een gefixeerde koers kan
nimmer standhouden als de staat de deviezenaanvoer niet kan garanderen en op
dit moment is de monetaire reserve een farce en de buitenlandse schuld een
enorme strop. Ons land is economisch klemgereden door aanhoudend wanbeleid, aldus
het Johan Adolf Pengel Instituut van de NPS.