Hondsdolheid of rabiës, ook wel lyssa, is een ernstige aandoening als gevolg van een infectie met het rabiësvirus, meestal door een beet van een door rabiës besmet dier (onder andere honden, vleermuizen en katten). Hondsdolheid is uiterst gevaarlijk voor mensen en leidt onbehandeld tot de dood.
Dierenarts Leontine Bansse zegt dat rabiës kan worden overgedragen door vleermuizen of hondenbeten. Ver in het binnenland kunnen vleermuizen rabiës overdragen. In Suriname is rabiës nog nooit in het bewoonde gebied voorgekomen of overgedragen door honden of katten. “Hondsdolheid overgedragen door honden of katten komt in Suriname niet voor”, zegt Bansse. Uit recent onderzoek is aangetoond dat de stammen die worden overgedragen door vleermuizen verschillen van het type, dat wordt overgedragen door honden of katten. Bansse zegt dat er vaccinatie is voor honden en katten, maar dit geldt alleen wanneer de dieren naar het buitenland moeten reizen omdat het internationaal verplicht is.
Hondsdolheid is een virusinfectie van de hersenen die als ze eenmaal is uitgebroken, dat wil zeggen als de patiënt eenmaal symptomen van infectie vertoont, vrijwel altijd dodelijk afloopt. Er zijn wereldwijd in de medische literatuur slechts 6 mensen waarbij genezing optrad. Een geval in 2005 gaf hoop op een nieuwe behandelmethode, maar het resultaat kon door anderen niet worden gereproduceerd. Het virus wordt verspreid door het speeksel van besmette zoogdieren, meestal (maar niet altijd) carnivoren (onder andere honden, vossen, katten, apen en vleermuizen).
Er is na de besmetting een incubatietijd, waarvan de lengte vooral afhangt van de plaats waar men gebeten wordt: hoe verder van de hersenen, hoe langer de incubatietijd. Beten in het gezicht hebben de kortste incubatietijd. In deze tijd reist het virus langs de zenuwbanen omhoog naar het centraal zenuwstelsel. De incubatietijd kan van 2 weken tot vele maanden bedragen; 2 jaar is beschreven.
Wordt er niet gevaccineerd, dan kan het slachtoffer na verloop van tijd ziek worden. De symptomen kunnen nogal wisselen, meestal begint het met symptomen zoals lichte koorts, algehele malaise, hoofdpijn en verminderde eetlust, zere keel en misselijkheid komen veel voor, gevolgd door prikkelbaarheid, verhoogde spierspanning en overgevoeligheid voor fel licht en harde geluiden.
De belangrijkste diagnostische symptomen zijn echter abnormale gevoelens in het gebeten lichaamsdeel. Een gevoel van pijn, koude, jeuk of tintelen treedt bij 80% van de patiënten op. Langzaam treedt er een verhoogde prikkelbaarheid op, soms met spierkrampen.
RB