Bestuurskundige August Boldewijn vindt ook dat de ministers Regilio Dodson van Natuurlijke Hulpbronnen (NH) en Patrick Pengel van Openbare Werken, Transport en Communicatie (OWT&C) in strijd met artikel 125 van de grondwet handelen door bestuurders van stichtingen en ook nog directeuren van een naamloze vennootschap (nv) te zijn. Hij verwacht niet dat president Desi Bouterse in zal gaan op het verzoek van VHP-assembleelid Mahinder Jogi om beide bewindslieden met ontslag te sturen. “Dat moet je niet verwachten van de president, want hij doet het wanneer het hem zint en goed uitkomt. Er zijn destijds nog ergere dingen gebeurd, vooral op het ministerie van Openbare Werken, en die man werd niet naar de hemel of hel gestuurd. De kwestie van Roline Samsoedien was te erg, dus moreel-ethisch kon je zo iemand niet in je regering houden”, zegt Boldewijn aan Dagblad Suriname. Boldewijn voert aan dat ministers wel rechtspersonen mogen oprichten, maar niet daarin mogen participeren. “Hij mag wel een stichting oprichten vanwege zijn deskundigheid, maar hij mag er zelf geen leiding aan geven. Hij mag zelf geen directeur of medewerker zijn. Een stichting is een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam en kan zich gedragen als een bedrijf. Ik heb de stukken in de krant met de namen van de mensen gezien en als dat zo is, is er dan inderdaad sprake van strijdigheid met artikel 125 van de grondwet”, zegt de bestuurskundige. Hij benadrukt dat de artikelen uit de grondwet voor een ieder in Suriname gelden, ook voor de ministers. Hem bekruipt het gevoel dat de bewindslieden kennelijk niet doorhadden dat artikel 125 zo een handeling verbiedt. Pengel en Dodson konden iemand anders hebben geplaatst om als directievoerder en beheerders van deze organisaties op te treden.
Parlementaire discussie nodig
De bestuurskundige fronst zijn wenkbrauwen wanneer Dodson en Pengel na een brief van Jogi naar de president op 16 april, op 17 april besluiten om de nv Jorsanna Mining slapend (inactief) te maken. Hij vindt dat deze zaak niet ‘blauw blauw’ gelaten kan worden, maar juist verder moet worden onderzocht. Een optie is een openbare discussie hierover in De Nationale Assemblee (DNA). Hij doet een beroep op de parlementsvoorzitter om hiernaar toe te werken. Boldewijn voert aan dat artikel 125 betrekking heeft op de samenhang tussen het werk als parlementariër en minister en de nevenfuncties die zij bekleden. “Dat die twee zaken niet met elkaar samengaan. En als dat in strijd is met de grondwet en niemand daarover durft te praten, dan moet toch tenminste in het parlement hierover gesproken kunnen worden. Om te kijken of de zaak een rechterlijke uitspraak behoeft”, aldus Boldewijn.
Ministers behoren wetten ook te kennen
“Mensen worden minister, maar ik heb niet de indruk dat er een antecedentenonderzoek of kennisonderzoek plaatsvindt”, stelt Boldewijn. Hij vindt het heel belangrijk dat er nagegaan moet worden of kandidaat-ministers wel of niet gekwalificeerd zijn voor de job. “Ik vraag mij af of deze ministers wel nota hebben genomen van de artikelen in de grondwet. Wat weet hij van het werk dat hij gaat moeten uitvoeren? Wat weet hij van staatszaken? Wat weet hij van de grondwet of relevante wetten waarmee hij moet werken?” De bestuurskundige vindt dat ministers nu wel kennis van deze zaken moeten hebben, omdat zij nu gemangeld worden door ambtenaren die het ook niet weten. “Omdat deze mensen door politiek worden benoemd. Zij worden niet benoemd op basis van hun kennis en kunde. Je kunt dus niet meer rekenen op die ambtenaar”, aldus Boldewijn.
Veel gelijkenissen met case Samsoedien
Deze zaak toont volgens Boldewijn veel gelijkenissen met de kwestie waarin Roline Samsoedien, nu ex-minister van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer (RGB), betrokken is geweest als toenmalige districtscommissaris van Saramacca en Wanica. Samsoedien heeft positief advies gegeven als toenmalige dc voor toewijzing van terreinen aan haarzelf in Wanica en Saramacca. In het parlement zei de inmiddels ex-RGB-minister dat zij had gedacht na haar pensionering, zich bezig te houden met landbouw en veeteelt. Opvallend is dat ook Pengel in de Times of Suriname verklaarde dat hij de nv opgericht heeft, zodat hij na zijn ministerschap kan kijken welke kant hij met de stichting zal opgaan. In beide gevallen zijn er zittende ministers die tijdens hun ambt al plannen maken om zaken te gaan doen na hun ministerschap. “Je gaat toch niet nu een stichting in het leven roepen om pas na je pensionering iets ermee te gaan doen. Dan wacht je toch tot later”, stelt Boldewijn.
‘Wat wil je nog meer dan?’
Boldewijn brengt in herinnering dat ministers dankzij bepaalde regelingen al een goede toekomst tegemoet kunnen zien na hun ministerschap. “Gedurende een half jaar hebben ze nog hun salaris en alle privileges. Daarna mag hij opteren voor de functie van departementsdirecteur. Daarnaast heeft een ex-minister nog vrije geneeskundige behandeling voor hem/haar en zijn/haar gezin, speciale voorzieningen wanneer die op reis gaat, ondersteuning van de overheid voor wat betreft het onderhouden van zijn tuin. Wat wil je nog meer dan?”, stelt de bestuurskundige. Hij vraagt zich af of het volk dit soort politici op eerlijkheid kan geloven.
FR