De recente publiciteit rond het politieke ingrijpen in de raad van commissarissen en directie van de Centrale Bank van Suriname (CBvS), heeft de discussie rond haar autonomie bij het formuleren en uitvoeren van het monetaire beleid aangewakkerd. De Vereniging van Economisten in Suriname (VES) stelt vast dat de regering kennelijk zowel vóór als ná de ingreep sterk hecht aan een, vanuit haar optiek, goede afstemming en coördinatie met de bank ter ondersteuning van het fiscale, monetaire en het macro-economische beleid. De vereniging heeft in principe geen bezwaar tegen afstemming, zolang ook vanuit de optiek van de Centrale Bank, goede spelregels in acht worden genomen en onherroepelijk worden nageleefd.
Kredieten CBvS hebben averechts gewerkt
Spelregels bij en afspraken over de aard van de beleidsafstemming tussen de regering en de Centrale Bank zijn noodzakelijk, omdat de vereniging bevreesd is voor de risico’s die bij de feitelijke afstemming van het beleid kunnen voortvloeien voor de autonomie van de bank. Met dit persbericht vraagt zij expliciet de aandacht voor deze risico’s. De vrees van de vereniging is gebaseerd op onze monetaire geschiedenis. De geschiedenis leert dat de regering gedurende bepaalde perioden, omwille van het verlichten van de directe sociaaleconomische noden van de bevolking, overmatig gebruik heeft gemaakt van de kredietfaciliteiten van de Centrale Bank. Dit met veronachtzaming van de letter en geest van wettelijke bepalingen en met onverantwoorde medewerking van de leiding van de bank. Het is voldoende bekend dat deze beleidsvoering averechts heeft gewerkt en per saldo tot grotere armoede onder de bevolking heeft geleid. Dit averechtse resultaat lijkt paradoxaal, maar is zowel uit theoretisch als praktisch oogpunt bezien voor de hand liggend. De vereniging heeft er bij herhaling op gewezen dat, gegeven de weinig elastische en eenzijdige productiestructuur van Suriname, overmatige geldschepping om populaire consumptief geaarde beleidsmaatregelen te financieren niet leidt tot duurzame vergroting van het productievolume. Er is uitvoerig kwalitatief en kwantitatief bewijs dat onze economie zowel in reële als in nominale zin beter presteert in tijden wanneer er orde en rust heerst op het terrein van de staatsfinanciën en aan het monetaire front. Overmatige geldschepping wekt immers een zichzelf versterkend inflatoir proces op, dat mogelijk al op korte maar zeker op langere termijn aanzienlijke en moeilijk te herstellen schade aan de economie toebrengt.
Stabiliteit in de waarde van onze nationale munt
Volgens de vereniging ligt hier tevens de rechtvaardiging voor het waarborgen en versterken van de positie van de CBvS. Zij dient onder alle omstandigheden op afstand van de politiek te functioneren en naar eigen inzicht consistent haar wettelijke opdracht uit te voeren, gericht op het bevorderen van de duurzame stabiliteit in de interne en externe waarde van onze nationale munt. De volgende in de memoires van 1992 vastgelegde uitspraak van J. Zijlstra, voormalig president van de Nederlandsche Bank N.V., is nog steeds voor Suriname van bijzondere betekenis, omdat onze Staat een slechte track record heeft als het gaat om beteugeling van de inflatie. “Zoals het recht bewaakt moet worden door een onafhankelijke instantie, de rechtelijke macht, zo moet de waardevastheid van het geld bewaakt worden door een onafhankelijke instantie, de centrale bank.” Gezien de boven aangegeven redenen ondersteunt de Vereniging het al lang voorgenomen streven naar verdere hervorming en aanscherping van het wettelijk kader waarbinnen de CBvS moet opereren. Aan de invulling hiervan wil de VES volgaarne een bijdrage leveren. In de tussentijd dient het in 2016 getekende Memorandum van Overeenstemming, waarbij is bepaald dat de Staat en overige overheidsinstanties geen verder beroep zullen doen op de kredietfaciliteiten van de Centrale Bank, onverkort van kracht te blijven.
Deugdelijk centraal bankieren
Bij hervorming van de Bankwet 1956 dient het accent echter niet primair te worden gelegd op de afstemming bij en coördinatie van de beleidsvoering met de Centrale Bank. Het accent dient nadrukkelijk te liggen op strikte toepassing van op de Surinaamse omstandigheden toegesneden “international best principles and practices on central banking.” Deze zijn na decennialange discussies en ontwikkelingen binnen het mondiale centrale bankwezen geformuleerd en evolueren steeds verder. Ze houden in essentie in dat er redelijke ruimte mag bestaan voor overleg tussen regering en Centrale Bank en wel vooral met betrekking tot de technische aspecten van de afstemming en coördinatie van de beleidsuitvoering. Dit overleg mag echter nimmer afbreuk doen aan zelfstandige en onafhankelijke oordeelsvorming en evenmin aan de exclusieve bevoegdheid van de bank voor formuleren en uitvoeren van het monetaire beleid. Het is onacceptabel dat de regering aan de bank aanwijzingen of instructies geeft die interveniëren in het bankbedrijf en -beleid. De bank heeft immers een eigen specifiek belang bij het duurzaam bevorderen van een stabiele geldswaarde, dat niet steeds hoeft samen te vallen met een korte termijn politiek belang van de regering.
Transparante informatieverstrekking
De vereniging vraagt de aandacht voor het risico van averechts werkend staatsbeïnvloeding. Regeringen zijn immers geneigd zich bij de beleidsvoering disproportioneel te laten leiden door politieke overwegingen, die op termijn vaak minder gunstig uitpakken voor de economie. Van de Centrale Bank mag anderzijds worden verwacht dat zij het hoofd zal bieden aan deze druk door wijs beleid te voeren en vast te houden aan hoge beginselen van goed bestuur. Zij dient naar eigen oordeel en zonder enige bemoeienis van buitenaf zorg te dragen voor een effectieve en efficiënte uitvoering van haar wettelijke taakopdracht. Door middel van een transparante informatieverstrekking moet de bank het voorts aannemelijk maken dat haar beleidskeuzen in het beste belang van de Surinaamse burgers zijn. Hun actieve steun is onmisbaar bij de strijd tegen de inflatie. De vereniging ziet het als haar maatschappelijke plicht en verantwoordelijkheid het beleid van de recent benoemde raad van commissarissen en directieleden van de Centrale Bank nauwlettend en kritisch te volgen en te beoordelen op basis van de hier geschetste beginselen van deugdelijk centraal bankieren.