Eindelijk zwangerschapswetgeving in Suriname

Gisteren was in DNA op de agenda de behandeling van de wet die eindelijk het zwangerschapsverlof zal regelen in Suriname voor de private sector. De samanleving verwelkomt zo een wet in het algemeen. De fianciering zal een uitdaging blijven, maar dat is een algemeen probleem in ontwikkelingslanden en zelfs in rijkere landen. Deze wet zal ook van toepassing worden verklaard op de publieke sector. Er is eens in het verleden een poging gewaagd om een wet in te voeren, maar dat is mislukt. Deze wet regelt de bescherming van het moederschap waaraan ook gekoppeld is het vaderschapsverlof. De grondwet van de Republiek Suriname erkent het recht van zwangere werknemers op zwangerschapsverlof en de rol van het moederschapsverlof. Volgens artikel 27 lid 1 sub c is het de plicht van de Staat om het recht op werk zoveel mogelijk te waarborgen door: gelijkheid van kansen bij de keuze van beroep en soort werk te garanderen, alsmede te verbieden dat toegang tot enige functie of beroep wordt
verhinderd of beperkt op grond van iemands geslacht. Alle werknemers zijn, ongeacht leeftijd, geslacht, ras, nationaliteit, godsdienst of politieke overtuiging, gerechtigd tot: veilige en gezonde arbeidsomstandigheden (art. 28 sub c). Het is de plicht van de Staat om de voorwaarden voor werk, beloning en rust, waartoe de werknemers gerechtigd zijn aan te geven, in het bijzonder door: bijzondere bescherming te verlenen op het werk voor vrouwen tijdens en na de zwangerschap, voor minderjarigen, minder validen en voor degenen, die betrokken zijn bij werkzaamheden die bijzondere inspanning vereisen of die werkzaam zijn in ongezonde of gevaarlijke omstandigheden (art. 29 sub b). De Staat erkent de uitzonderlijke waarde van het moederschap (art. 35 lid 5). Werkende vrouwen hebben recht op zwangerschapsverlof, met behoud van loon of salaris (art. 35 lid 6). Deze rechten zijn niet uitgewerkt in bijzondere wetgeving. In de publieke sector was betaald zwangerschap via wetgeving geregeld. Betaald zwangerschapsverlof voor de vrouwelijke landsdienaar is vastgelegd in artikel 45 van de Personeelswet (PW. Ter uitvoering van artikel 45 lid 4 kwam het Vrijstellingsbesluit 1973, waarin de wetgever vaststelt dat een vrouwelijke ambtenaar gedurende haar betaald verlof mag genieten van haar zwangerschap – en bevallingsverlof recht heeft op haar loon. Een wijzing van dit besluit in 1989 en 2003 heeft de positie van de zwangere vrouwelijke landsdienaar verder verbeterd. Elke landsdienaar is conform artikel 33 PW verplicht verzekerd bij het Staatsziekenfonds (SZF) hetgeen inhoudt dat elke landsdienaar recht heeft op vrije
geneeskundige behandeling en verpleging. Volgens lid 3 van dit artikel moet onder
geneeskundige behandeling en verpleging onder andere worden verstaan verloskundige behandeling. De bevallingskosten van de vrouwelijke landsdienaar worden vanuit het SZF vergoed. De premies worden betaald door de overheid en de landsdienaar.
De Wet Bescherming Moederschap haalt de achterstand in de private sector in en regelt niet alleen zwangerschaps- en bevallingsverlof, maar behelst ook bepalingen die betrekking hebben op arbeidsomstandigheden, ontslagbescherming en borstvoeding. De vrouwelijke werknemer heeft recht op vrijstelling van dienst gedurende tenminste vier weken voor en ten hoogste zes weken voor de vermoedelijke datum van bevalling als zwangerschapsverlof. Ze heeft recht op vrijstelling van dienst gedurende tenminste acht weken na of ten hoogste tien weken na de werkelijke datum van bevalling als bevallingsverlof. Het zwangerschapsverlof en het bevallingsverlof duren samen maximaal veertien weken. Het zwangerschapsverlof wordt vermeerderd met het aantal dagen gelegen tussen de werkelijke datum van bevalling en de vermoedelijke datum van bevalling, indien de werkelijke datum van bevalling later is gelegen. Het bevallingsverlof wordt vermeerderd met het aantal dagen gelegen tussen de
werkelijke datum van bevalling en de vermoedelijke datum van bevalling, indien de
werkelijke datum van bevalling eerder is gelegen. De vader heeft na verloop van het zwangerschapsverlof en ook het bevallingsverlof recht op betaald vaderschapsverlof welke steeds maximaal 5 werkdagen bedraagt. De vrouwelijke werknemer en de vader zijn verplicht om uiterlijk aan het eind van de derde maand van haar zwangerschap deze te melden aan de werkgever. Ook moet vermeld worden de vermoedelijke datum van bevalling hetgeen moet blijken uit een schriftelijke verklaring van een huisarts, verloskundige of medisch specialist. De werkgever mag de arbeidsovereenkomst met een vrouwelijke werknemer niet opzeggen gedurende de zwangerschap en wegens haar bevalling vanwege gronden die betrekking zouden kunnen hebben, op de zwangerschap of de bevalling. Opvallend in de wet zijn de bepalingen met betrekking tot borstvoeding. Alhoewel deze voorziening begrijpelijk is, zal het niet op elke werkplek uitvoerbaar zijn. Met deze wet halen wij inderdaad een achterstand in Suriname in. Het systeem moet echter in de praktijk wel werken, ook in de informele sector.

error: Kopiëren mag niet!