Toen Columbus voet aan wal zette in Zuid-Amerika was er op het hele continent geen lepra aanwezig. Je zou dit dus een ongewenst cadeautje van dekolonisatie kunnen noemen, stelde Henk Menke, medeauteur van het boek ‘Tenen van de leguaan’, tijdens de boekpresentatie en expositie in het IGSR. Tijdens de presentatie werd niet alleen de sociale kant beschreven, maar werden ook de verschillende technische en medische aspecten van dit ziektebeeld besproken. In dit boek kan teruggevonden worden aspecten over de microkosmos, de manier hoe de mensen leefden in de leprozerieën, over de wetgeving, die indrukwekkend was, de opsporing en de opsluiting van de leprapatiënten, de indrukking en dehumanisering in de leprozerieën. Maar ook over het verzet van de patiënten, omdat de mensen niet geïsoleerd wilden worden. “Het was een dramatisch verzet, dat wij marronage noemen, omdat mensen wegliepen uit de leprakolonies en soms terugkwamen. Anderen bleven soms weg”, verklaart Menke. Verder staan er verhalen over stigmatisering en het lijden van de patiënt. Ook het medische pluralisme, waar de mensen voor hun eigen behadelingen kozen, zoals een kruidenbehandeling en de epidemiologie, komen aan de orde.
Angst om ziek te worden
In Suriname was lepra plotseling in de eerste helft van de 18de eeuw aanwezig. In die tijd was Suriname een bloeiende plantagekolonie. Bezorgdheid, paniek en angst traden op bij de kleine blanke bovenlaag. Niemand wist waar en hoe de ziekte was ontstaan. De ziekte kwam onder andere voor bij de totslaafgemaakten. De slaven wisten wel wat dit was en hadden zelfs een naam ervoor, namelijk boasie. Er kwam een hele studie waar de eerste gedachte was dat lepra (in 1769) een ziekte is uit Europa en een soort vergif was. Prognat Landré (1867) kwam er dichterbij en zette lepra juist neer als een erfelijke infectieziekte (contagion). Dit werd gebruikt door de machthebbers om beleid te maken. Beleid werd gemaakt, omdat men bang was om ziek te worden en dat het de plantage-economie zou verslechteren. Het leprabeleid was bedoeld om de gemeenschap en de economie te beschermen. De gewone mensen dachten anders over deze geschiedenis. Er zijn in dit kader 30 mensen geïnterviewd om dit te analyseren. Er kwamen daarbij een duidelijk patroon en tegelijkertijd verschillende ideeën naar boven. Uit de 30 geïnterviewden vonden 13 patiënten (43%) dat er sprake was van een besmetting, 5 patiënten ( 17%) vonden dat het te maken had met de erfelijkheid en 19 patiënten ( 63%) stelden dat het ging om een treef of tyina (complex taboebegrip). Menke concludeerde aan het eind van de presentatie dat dit boek een diepe onoverbrugbare kloof bevat, omdat de machtigen geloofden in een infectieziekte en de gewone mens in een mythologische verklaring voor de ziekte.
NK