Alhoewel de individuele, sociale en culturele waarden van taal algemeen erkend worden, stelt Kevin De Coninck, senior adviseur van de Nederlandse Taalunie, dat er zelden gekeken wordt naar de economische waarde van taal. Dit, terwijl er met taal centen te verdienen valt. In de buitensociëteit Het Park presenteerde hij woensdagavond de bevindingen van de verkenning van de taalsector in het Nederlands taalgebied, welke uitgevoerd is in 5 landen: Nederland, België, Suriname, Aruba en Curaçao. “Het is voor ons heel interessant om te weten welke talen in de verschillende maatschappelijke situaties, zoals in onderwijs/wetenschap/sociale media, allemaal gebruikt worden; door middel van de feiten en gegevens kunnen we nagaan of we iets kunnen veranderen in Nederland, België en Suriname. Wij zorgen ervoor dat de informatie voor de hand ligt. Uiteraard ligt het aan de beleidsmakers zelf om al dan niet iets ermee te doen.”
De Coninck liet weten dat de interne communicatie op de werkvloer in Nederland en België voor 80% in het Nederlands plaatsvindt. Ook de externe communicatie geschiedt voor tweederde van de gevallen in het Nederlands. “We krijgen de indruk dat vooral in Nederland veel Engels wordt gebruikt, met name in de wetenschapswereld. Op de arbeidsmarkt is nog altijd het Nederlands heel belangrijk.” Waarom wilt de Taalunie in principe een verkenning van de taalsector? De Coninck verduidelijkt dat de taalsector verweven is met de hele economie. “Zo heeft het Nederlands in Nederland een sterke verbondenheid met het onderwijs en didactische sector. In België wordt meestal met meerdere talen gewerkt en is er een sterke verbondenheid met de tolk- en vertaaldiensten. In Suriname worden talige diensten vaak in bijberoep geleverd, het zijn dan heel diverse opdrachten voor heel diverse afnemers.”
Wie verdient nu zoal zijn brood met taal? Het onderzoek heeft uitgewezen dat de taalsector verankerd is in de volle breedte van de economie. Tot de taalsector worden onder andere gerekend het beroep van auteur, journalist/verslaggever, schrijver, redacteur, tolk, taaldocent, presentator, dichter, linguïst, neerlandicus, logopedist en notulist. Het betreft ook bedrijven, organisaties en overheden die een talig product of dienst leveren. Hoe ziet dan de toekomst van de taalsector eruit? “In de komende jaren wordt alleen maar meer groei verwacht. De taalsector biedt een zekere toekomst, dus er is reden te meer om Nederlands en tal van andere talen te studeren”, accentueerde De Coninck. Hij plaatst wel zijn kanttekening dat er meer winst geboekt kan worden met professionalisering, samenwerking en innovatie; in de taalsector wordt er namelijk niet zozeer geïnvesteerd in innovatie. Volgens De Coninck worden de technologische ontwikkelingen, zoals machinevertalingen, niet alleen als kansen gezien, maar ook als bedreigingen. “De economische betekenis van taal kan beter op de politieke agenda geplaatst worden, zodat er op taal niet langer wordt bezuinigd, maar juist geïnvesteerd wordt”, aldus De Coninck.
KSR