Wie gelooft de economen?

Het is bijzonder jammer en tevens een groot gemis voor onze beeldvorming over belangrijke kwesties dat personen die op wetenschappelijk niveau zijn onderlegd, zo weinig via de beschikbare media met elkaar in discussie treden. Soms krijg je als belangstellende burger in de dingen in eigen land het gevoel dat slechts een enkeling of een kleine groep pesonen economisch, bestuurskundig, onderwijskundig, sociologisch, juridisch of op ander gebied gestudeerd heeft . Beschouwingen door burgers en organisaties via de dagbladen over maatschappelijke en bestuurlijke aangelegenheden zijn nog altijd niet gevrijwaard van emoties en subjectiviteit, terwijl juist objectieve, zakelijke kritiek en commentaar de teksten lezenswaardig maken. Echte wetenschappers zijn onderzoekers. Zij zijn geen mensen die kwesties aanroeren die op het primaire aandachtsniveau liggen. Daar gaat het immers om de dingen van de dag waarover onder de bomen, op de marktplaatsen en aan de borreltafel wordt gesproken. De indruk van wetenschappelijkheid zal nimmer gewekt worden door de ware wetenschapper omdat die beseft vroeg of laat door de mand te zullen vallen. Zowel het niveau, maar gelijktijdig ook de eenvoud en diepgang van wat deze wetenschapper presenteert aan de gemeenschap maken indruk op de leesgrage burgers . Aan onzinnigheden van lieden die leven in hun waan van wetenschappelijkheid moet daarom geen aandacht besteed worden. Voor de algemene en geestelijke vorming is dat niet goed. Er doet zich overigens reeds vele jaren een negatieve ontwikkeling voor waarbij de toename van het aantal hoger opgeleiden trouw vergezeld gaat van een kwalitatieve neergang van onze maatschappij. Waar blijft de toegevoegde waarde dan? Belangrijke posities in het publieke domein worden vanouds minder geschoolden en loyalisten van machthebbers in de schoot geworpen. Heden is het normaal dat academisch geschoolden moeten werken onder leiding van personen aan wie zij zich in kwalitatieve betekenis niet kunnen optrekken. Wij merken hoe slechts enkele economen in ons land zich uitspreken over de situatie in het land. Op een handjevol na zijn de overige afgestudeerden in zwijgen gehuld. De voorzitter van de Vereniging van Economisten en enkele andere economen nemen nog de moeite bij tijd en wijle wat kritische noten te plaatsten bij de ontwikkelingen in het land. Zij die zich als economen niet laten horen zijn misschien de mening toegedaan dat de economische wetenschap als gevolg van zoveel turbulentie en grilligheden wereldwijd toe is aan een fundamentele heroriëntatie of heroverweging. Misschien denken ook zij dat er dringend iets moet veranderen, liefst zo snel mogelijk, want van alle economische paradigma’s schijnt niets meer te kloppen. Misschien zouden onze zwijgzame economen zich als collectief een ander perspectief op het kapitalisme, welvaart en winst voor de geest willen halen en dat delen met ons als gemeenschap. Wij vernemen graag meer van deze stille titeldragers die hun opleiding hier te lande bij de gratie van de samenleving konden volgen. Wij leven in Suriname immers in een plurale maatschappij waar allerlei meningen over van alles en nog wat voorkomen. Boodschappers van de regering die veel weten over economie spreken het volk traditioneel niet aan. Zij bedienen zich van hun eigen vaktaal en resonerend refrein, dat herhaling van de boodschap betekent. Wanneer een land een economische crisis doormaakt wordt daardoor ook een leerproces bij de bevolking op gang gebracht. Ons elementair economisch inzicht als burgers is verworven door de commentaren op wat gaande is en wat wij zelf hebben ondervonden aan kommer en kwel. Woorden als inflatie, begrotingstekort, bruto binnenlands product, betalingsbalans, staatsschuld, deviezenreserve en geldschepping kennen wij nu als geen ander. Zulks met veel dank aan de beschrijvende economie, al begrijpen wij als leken op economisch gebied vaker geen snars van al dat economisch geweld boven onze hoofden. Waarschijnlijk vragen ook de leken op het gebied van economie in ons land zich af welke waarde nog gehecht moet worden aan houdbaarheid en duurzaamheid van ons economisch stelsel. Immers, als gevolg van zoveel crises gedurende achtereenvolgende regeringsjaren zijn (schijnbare) zekerheden gaan schuiven of zijn verdampt. Kritische burgers vragen zich zeer waarschijnlijk steeds meer af wat voor zin het heeft dat anderen zich zo druk maken over allerlei economische vraagpunten, terwijl wereldwijd niets meer klopt. Dank zij de nieuwsverzorging en spaarzame uiteenzettingen van onze sprekende economen weten bij ons zelfs Jan Kalebas en Jan Leeghoofd dat de meest machtigen in de wereld elkaar in politiek opzicht steeds meer aanvallen en elk hun eigen weg willen opgaan. Het kapitalisme heeft vooral in het westen gedurende lange tijd gedomineerd en werd zelfs als de beste ideologie beschouwd. Dat heilig geloof heeft nu zijn zwakte bewezen en wankelt van alle kanten. Economie baseert zich op voorspelbaarheid en meetbaarheid. Economen baseren zich ook op de illusie van voorspelbaarheid die immers niet meer bestaat. Zij baseren hun modellen op hun onderliggende gedachte dat de markt een autonoom verschijnsel is terwijl dat reeds lang niet meer zo is. Daarom zijn zij ongeloofwaardig. Gelukkig maken zoveel succesvolle bedrijfmanagers zonder economische kennis zich niet druk over alle bedrijfseconomische theorieën en principes die leuk zijn voor de systeemwereld maar die in hun belevingswereld slechts betrekkelijke en soms helemaal geen waarde hebben.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!