Tijdens de Pride Month heeft de LGBT gemeenschap een goede poging ondernomen om meer bewustzijn te creëren over hun deel zijn van de samenleving en over de gelijke rechten waarop ze aanspraak maken. Van de regering wordt verwacht dat die actie onderneemt zodat deze gemeenschap veilig en onder ervaring van gelijke rechten kan voortbestaan in de Surinaamse samenleving. Als we onze berichten in de krant de afgelopen 2 jaren volgen dan is alleen Arbeid concreet met plannen gekomen om vanuit zijn gebied het nodige te doen voor deze groep. De minister heeft aangegeven dat er wetgeving is voorbereid om de gelijke kansen van deze groep en ook andere kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het ministerie heeft eerder aangegeven dat er in de wetgeving ook voorgesteld is een instituut voor bewustwording en gedragsverandering. Zo nu en dan zijn er minder structurele plannen kenbaar gemaakt vanuit Binnenlandse Zaken, maar die stroken niet met de standpunten ingenomen in de zaak Yvana Hilton. Voor de rest is de Surinaamse regering behoorlijk stil als het gaat om deze groep. Er heeft zich een zaak voorgedaan in het recente verleden van de ‘transgender’ Yvana Hilton die nu de aanduiding van haar geslacht wil laten veranderen van man (zoals de persoon geboren is) naar ‘vrouw’. Deze aanduiding moet ook op de Surinaamse ID-kaart voorkomen. De rechter heeft kennelijk op basis van het internationaal recht de persoon gelijk gegeven, maar de regering (lees: Binnenlandse Zaken) heeft gepersisteerd in het nalaten van de mutatie en is in hoger beroep gegaan in januari 2018. Hoever deze zaak staat, is onbekend. Met dit standpunt van de regering heeft zij zich niet getoond om voorkeur te geven aan de gelijke behandeling van deze groep die slachtoffer is van discriminatie. In de hoger beroepszaak vindt de regering dat de wetgeving niet zover gaat dat deze mutaties kunnen worden gedaan. De regering is het oneens met de interpretatie die de rechter, op basis van fundamentele mensenrechtenverdragen, heeft gegeven aan de oude strafbepalingen. Deze interpretatie mag de rechter geven en recht op dit stuk creëren omdat ervan mag worden uitgegaan dat de Staat Suriname niet symbolisch maar oprecht en met de intentie om de normen te respecteren en uit te voeren, partij is geworden van deze mensenrechtenverdragen. De regering vertoont een zeer zwak beleid wanneer het gaat om de bescherming en integratie van de LGBT-gemeenschap. Dat zou te maken kunnen hebben met persoonlijke religieuze opvattingen van individuen en hun groepen in de politieke top van Suriname. Men laat die prevaleren boven de mensenrechtenverbintenissen die de Staat Suriname is aangegaan tussen de gemeenschap der soevereine staten in de wereld. Dit is frappant omdat er weinig tot geen politici bekend zijn die conform de religieuze regels van het geloof dat ze openlijk aanhangen, door het leven gaan. Het gaat meer om symboliek om stemming te maken en stemmen te winnen. Dat is te merken aan het niveau van de corruptie en het tegengaan van transparantie in het landsbestuur. Dus de regering van Suriname kan door zogenaamde vroomheid en extreem fundamentalistische opvattingen van enkelen (en hun adviseurs en volgelingen) geen duidelijk standpunt innemen in de zaak van de LGBT-gemeenschap. Wanneer Suriname o.a. verantwoording aflegt inzake het Bupo-verdrag dan wordt de Staat Suriname keer op keer gewezen op haar nalatigheid. De regering van Suriname houdt zich afzijdig van de zaak van de LGBT en wanneer zij gedwongen wordt een standpunt in te nemen dan weigeren zij om de rechten te erkennen, zoals in de zaak van Yvana Hilton. De vraag rijst dan waarom Suriname dan deze mensenrechtenverdragen heeft geratificeerd als men niet in de uitgangspunten ervan gelooft. De regering vertoont overall genomen dus een zekere mate van homofobie, een afkeer tegen de LGBT gemeenschap. Er is een DNA-lid tijdens de vorige regeercoalitie geweest die heeft aangegeven dat leden van de LGBT-gemeenschap een afwijking hebben. Hij is niet terecht gewezen door zijn regeringsfractie in DNA. Het geloof wordt in Suriname misbruikt voor politiek gewin, maar Suriname kent in het algemeen geen extreem fundamentalistische religieuze groepen. Onder de politici zijn er ook geen streng gelovigen die in woord en daad zich houden aan de kernregels van hun geloof. Zo kan het in Suriname voorkomen dat moslims die zich niet houden aan de 5 verplichtingen, verkondigen om profeet te zullen worden. In bijna alle religiën wordt gewaarschuwd voor valse profeten, omdat ze instrumenten zijn van vernietigende krachten die in alle tijdperken voorkomen. In het digitale tijdperk zijn burgers echter beter gewapend tegen religieuze nonsens. In deze Pride Month zou het toch op zijn plaats zijn als de regering en beleidsmakers vanuit hun internationale verdragen, zonder de eigen geloofsregels in de zaak te mengen, ten minste aangeven dat ze tegen elke vorm van geweld tegen de LGBT zijn, dat ze voorstander zijn van hun integratie en participatie in de samenleving en dat ze alles eraan zullen doen om hun gelijke behandeling tot uitvoering te brengen.