Het fenomeen van vroegtijdige schoolverlaters binnen het primair onderwijs in Suriname is alarmerend. Dit stelde de onderwijskundige Ramon Alibaks tijdens de Kenniskring bijeenkomst dinsdagavond in de ballroom van Lalla Rookh. Hij merkt op dat de vroegtijdige schoolverlaters überhaupt geassocieerd worden met drop-outs, terwijl het veel meer behelst. Het betreft tieners die verwikkeld raken binnen het primair en secundair onderwijs. Dat er jaarlijks ietwat meer dan 50% van de scholieren van de basis- en muloscholen de eindstreep behaalt, duidt al aan hoeveel jeugdigen blijven haken in het onderwijs. “In het secundair onderwijs liggen de aantallen ook vrij hoog, maar niet zo hoog als bij het primair onderwijs.” Alibaks gaf een toelichting op het ontstaan van dit fenomeen.
“Volgens de nieuwe wet moeten kinderen vanaf 4 jaar naar school gaan. Eenmaal op een school toegelaten, betekent het dat de school ook de verantwoordelijkheid heeft om de kinderen te begeleiden. Daar waar dit niet voldoende gebeurt, is het de taak van de afdeling Inspectie om hierop toe te zien en de vinger op de pols te houden. Deze afdeling dient eveneens te achterhalen wat de oorzaken zijn dat kinderen niet in het onderwijsproces deel kunnen nemen. Die informatie dient de inspecteur te rapporteren aan het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Minowc).” Zolang het ministerie niet op de hoogte is over wat zich afspeelt op de scholen, kan er niet adequaat op ingespeeld worden. De Inspectie zou dus moeten aangeven waarom er zoveel gedoubleerden of vroegtijdige schoolverlaters geconstateerd zijn op de basisscholen, voert Alibaks aan.
Hij attendeert op het feit dat kinderen, die voortdurend problemen hebben op school, begeleiding, hulp en zorg moeten krijgen. “De zorgtaken van de school zijn nogal ruim opgezet binnen het onderwijs. Het zou dus bijna onmogelijk moeten zijn dat er toch nog zoveel kinderen blijven haken in het onderwijs.” Alibaks brengt in herinnering dat Suriname zich gecommitteerd heeft aan de universele rechten van het kind. Zo geeft artikel 18 aan dat kinderen recht hebben op onderwijs. Gezien de onderwijssituatie vraagt Alibaks zich af in hoeverre deze universele regel gangbaar is in Suriname. “Als er zoveel kinderen zijn die niet kunnen deelnemen aan het onderwijs, hoe geeft de overheid dan invulling aan dit universeel recht van het kind?”, aldus Alibaks.
KSR