Maya Fokké – Manohar, ondervoorzitter in het bestuur van Stichting voor het Kind (Stivoki), heeft in een interview met Dagblad Suriname een beeld geschetst van de stichting en in welke fase die zat 2 jaar terug. De ondervoorzitter trad formeel in 2016 tot het bestuur. Daarvoor liep zij mee en was meer met de juridische kant van het proces bezig. Het gaat namelijk om kinderen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik en of psychisch en fysische geweld. Als een kind door de justitie opgevangen wordt, zijn er juridische aspecten waarmee dat gepaard gaat, omdat een seksueel misbruikt kind voor de rechter een getuigenis moet afleggen. “Voor de sluiting hebben we de stichting geprofessionaliseerd. Er zijn veel trainingen verzorgd door kinderpsychologen aan de leidsters en de oud-directeur die een pedagogische en orthopedagogische achtergrond had. Er is heel veel begeleid en waar nodig een psycholoog ingehuurd. Dat heeft de stichting echter heel veel geld gekost. Op een gegeven moment heeft de oud-directeur de deuren gesloten, omdat het onverantwoord was om de kinderen op te vangen zonder dat er leidsters zijn.” De leidsters werden later wel betaald vanuit een lening genomen bij de bank. Nu zit de stichting in die fase weer operatief te worden en kinderen op te vangen. De inzamelingscampagne is reeds in volle gang. Het opgehaald geld zal gebruikt moeten worden voor de renovatie.
Gelden gaan richting renovatie en inrichting
Er heeft veel vernietiging plaatsgevonden door vandalen, vandaar dat er renovatiewerkzaamheden moeten geschieden. Ook zal er weer meubilair aangeschaft moeten worden. “Er zijn daarom 2 begrotingen opgemaakt: 1 voor de renovatie en 1 voor de inrichting. Het bestuur werkt tevens aan een beleidsplan, waarin er ook een traject is uitgezet om bedrijven te vragen om kinderen te adopteren”. “Zodra het Openbaar Ministerie vindt dat de huissituatie niet veilig is, wordt er naar andere opvangmogelijkheden van het kind gekeken. Dat kan bij familie, bij een instelling of een pleeggezin. Die mogelijkheden zullen uitgewerkt worden. De Stichting Pleeggezinnen is namelijk belast met het onderzoek naar de beschikbare gezinnen. Dat heel traject van onderzoek en nazorg doen zij. De maatschappelijke werker van de stichting heeft een bepaalde rol daarin en houdt ook dat contact met het pleeggezin. “Het is vaker gebeurd dat kinderen weer terugkwamen van het pleeggezin, omdat het tussen die twee niet klikte. Er zijn kinderen die een bagage hebben, wat het heel moeilijk maakt voor ook de pleegouders. Vandaar dat we nu graag de medewerking van een psycholoog willen die ten dienste staat van de stichting. Deze kinderen hebben een langdurige behandeling nodig. Vaak genoeg is de verzekering niet voldoende, omdat deze meestal voor 5 behandelingen betaalt. We hopen dat mensen zich vrijwillig op kunnen geven, om het risico niet te lopen dat de stichting weer zal sluiten”, zegt de ondervoorzitter.
Stichting is een must
Volgens Fokké zal de gemeenschap moeten onderkennen dat in het hulpverleningstraject voor kinderen die slachtoffer zijn van geweld, de stichting een must is. In 2017 is er een landelijk onderzoek gedaan door het IGSR samen met Unicef naar geweld tegen kinderen, waaronder ook seksueel geweld. En door de politie, Bufaz, overheidsinstanties tot de ngo’s die hulp verlenen aan de kinderen, is aangegeven dat het ontbreken voor een opvangtehuis voor een gap zorgt in die hulpverlening, omdat zo een kind meestal onrecht wordt aangedaan door mensen uit de directe kring en de politie verplicht wordt het kind gelijk uit die situatie te verwijderen. Die kinderen worden opgevangen door Stivoki, omdat er daar een begeleidingstraject is. Je kan zo een kind niet in een internaat plaatsen met andere kinderen. Nu is er sprake van een gap. Deze kinderen moeten adequaat en professioneel opgevangen worden.
NK