De president van Suriname heeft bij zijn terugkeer uit Cuba een persconferentie gehouden, waarin hij enkele belangrijke mededelingen heeft gedaan. Een van de opvallende mededelingen is dat een overeenkomst met Alcoa over de ontmanteling van de raffinaderij althans de afronding van de werkzaamheden door het bedrijf en zijn vertrek zal worden getekend. Het parlement heeft duidelijk kenbaar gemaakt dat het een rol te vervullen heeft in het geheel vanwege de Brokopondo-Overeenkomst. De regering heeft het parlement de ruimte niet gegeven om die rol te vervullen, dus om over de uitvoering van de overeenkomst een uitspraak te doen. Het parlement heeft kamerbreed kunnen concluderen dat de ontmanteling van de raffinaderij een illegale handeling is. De president zegt nu dat wat de beslissing van het parlement ook moge zijn, de regering de overeenkomst met Alcoa zal tekenen. Daarmee geeft de regering in principe aan dat ze zich niet stoort aan het parlement en dat het parlement geen opdrachten kan geven aan de regering. De facto heb je dan wel een constitutionele crisis in Suriname, wanneer de autoriteit van het hoogste college van staat niet wordt geaccepteerd. Met de ondertekening van de overeenkomst krijgt vooral de multinational haar zin. De vraag rijst nu waarom er veel meer belang wordt gehecht aan de belangen van de multinational. Gaat het om persoonlijke deals die gemaakt zijn tussen hoge regeringsfunctionarissen en de CEO’s van de multinational? Het is door de regering zelf bekendgemaakt dat deze informele sessies door leden van de Surinaamse regering worden gehouden en dat zulke meetings in het buitenland plaatsvinden en dat er toezeggingen op deze meetings worden gedaan. Dat gebeurt terwijl men van Surinaamse zijde de juiste informatie niet heeft om besluiten te kunnen nemen. De president zegt zijn besluit om de overeenkomst te tekenen, te baseren op het oordeel van een batterij aan nationale en internationale juristen. Maar het gaat in deze niet om een juridisch besluit alleen, maar ook een strategisch besluit en een dat in het belang is van Suriname. Er moet sowieso een rechtszaak komen tegen de moedwillige vervuiling, die gepleegd is door het bedrijf. Het rehabilitatieplan is nog steeds onbekend voor de burger, evenals de afhandeling van de pensioenkwestie. Het is onmogelijk en crimineel dat pensioenen worden uitbetaald tegen achterhaalde wisselkoersen. Verder moet ook een inventarisatie gepleegd worden van de fatale arbeidsongevallen en beroepsziekten die door het bedrijf zijn veroorzaakt en moet er een lijst worden opgemaakt van de werknemers, die chronisch ziek zijn geworden door onveilig werken voor het bedrijf. Deze werknemers en hun nagelaten betrekkingen moeten gecompenseerd worden. De leden van de Sturingscommissie Onderhandeling Staat Suriname en Alcoa heeft niet gelet op de belangen van de werknemers en de gepensioneerden, omdat ze niet gewend zijn om werknemers als mensen te benaderen. In het presidentieel besluit waarin deze commissie werd ingesteld in 2015 stelt dat het streven van de regering erop gericht is om de bauxietsector te behouden. Dit streven is niet gehaald door de commissie. Het besluit geeft verder aan dat het noodzakelijk is een duidelijk kader aan te geven, dat inzichten verschaft hoe dit behoud te bewerkstelligen. Dit kader voor behoud van de sector is nooit ontwikkeld door de sturingscommissie. De onderhandelingscommissie kreeg concreet als taak overeenstemming te bereiken over de wijze waarop de ontwikkeling in deze sector voortgang zal vinden. Tussen wie de overeenstemming moet gelden is niet aangegeven, kennelijk doelde de regering op een overeenstemming tussen de commissie (lees: de Staat Suriname). Deze overeenstemming is ook niet bereikt over de voortgang, eerder over het stopzetten van de sector. De commissie had als taak waar nodig de expertise te contracteren om het kader en de overeenstemming voor de voortzetting tot stand te brengen. Dit kan een behoorlijk bedrag gaan kosten, maar het hoeft niet een verspilling te betekenen als de doelen en uitgangspunten worden gehaald. Nu is de regering kras om een overeenkomst te tekenen, er is geld uitgegeven aan internationale juristen, maar noch het uitgangspunt noch het doel is gehaald. Opmerkelijk is dat de onderhandelingscommissie 5 miljoen USD ter beschikking heeft gehad als werkkapitaal om haar taken uit te voeren. De vraag rijst hoeveel door de commissie is besteed en aan wie. De regering moet inzage geven in de betalingen die uit de 5 miljoen USD (ca. 40 miljoen SRD) zijn gedaan. Uit het presidentieel besluit kan in elk geval met zekerheid worden geconcludeerd dat de sturingscommissie c.q. de onderhandelingscommissie een heel ander resultaat tot stand heeft gebracht dan aan haar is gevraagd bij presidentieel besluit. De leden van de commissie hebben waarschijnlijke het presidentieel besluit niet eens gelezen en zijn uit het hoofd gaan onderhandelen en eerder praten met de Alcoa. Men heeft gedaan alsof het land Suriname hun achtertuin is. Het staat dus vast dat de commissie een wanprestatie van formaat heeft geleverd door het tegengestelde te bereiken dan opgedragen. Dat komt wanneer deskundigen niet worden betrokken, maar men alleen met borrelvrienden wil werken.