Het armoedebegrip heeft in de loop der tijd een belangrijke evolutie doorgemaakt. Een evolutie van eendimensionaal naar multidimensionaal. Tot voor kort was het zo dat men armoede synoniem stelde met het inkomen. Een ieder die een bepaald inkomen heeft of beneden het inkomensniveau was, werd als arm aangemerkt. Deze opvatting heeft echter niet lang standgehouden. Zowel vanuit de lireratuur en wetenschap is er veel discussie ontstaan over wat men onder armoede verstaat. “Nobelprijswinnaar Amartya Sen heeft erop gewezen dat het begrip armoede complexer is dan alleen maar een gebrek aan inkomen. Het gaat erom dat je armoede moet definiëren aan de hand van samenstellende factoren, zoals bijvoorbeeld het onderwijs of de gezondheidszorg”, zegt monetair econoom Anthony Caram. Armoede betekent filosofisch dat een huishouden arm is indien het huishouden niet de mogelijkheid heeft om bepaalde talenten ten volle tot uiting te brengen.
Economie steunt op 7 fundamenten
De 7 fundamenten waarop de economische wetenschap steunt, zijn basisfundamenten. Een daarvan is het bruto binnenlands product (bbp). In de multidimensionale gedachte sluit het sociaal fundament goed aan. “We moeten als land ervoor zorgen dat we een groot deel van de bevolking boven het sociaal fundament kunnen brengen door een goed sociaal beleid, waarbij men tracht zo dicht mogelijk bij het ecologisch plafond te komen. Als je economische activiteiten ontplooit, krijg je allerlei externe effecten, zoals aantasting van rijkdommen of het milieu, waardoor er negatieve effecten kunnen ontstaan, die ervoor zorgen dat in plaats van verder te groeien je een neergang krijgt, omdat die externe effecten sterker werken dan die bevorderende effecten.” Caram is van mening dat elke regering de verantwoordelijkheid heeft om haar eigen doelstellingen te formuleren. In de geschiedenis komen er zeker 3 perioden voor waar het land volgens kenners door een diep dal is gegaan. Een oorzaak is de afhankelijkheid van de export van minerale grondstoffen en daarnaast waren het de beleidsreacties. “In die moeilijke periode hebben we gezien dat de regering heeft getracht die de sociale positie van het volk te verbeteren. Helaas moet ik constateren dat regeringen dat hebben gedaan middels een monetaire financiering.” Caram zegt reeds in zijn studieperiode al tot de conclusie te zijn gekomen dat in landen, die geavanceerde industrieën hebben en die weinig afhankelijk zijn van de import in tegenstelling tot kleine landen met een open economieën, deze door actieve budgettaire en monetaire maatregelen worden opgevangen. Zijn stelling is gezien de karakteristieken van de Surinaamse economie dat een dergelijk beleid contraproductief werkt. Het leidt tot aantasting van het sociale fundament.
Vicieuze cirkel van teruggang
Caram gaf aan dat in een land als Suriname de monetaire financiering leidt tot problemen in de betalingsbalans. Zolang het wegleggen van deviezen als gevolg van de import niet wordt gecompenseerd door tegengestelde transacties in de vorm van invoer van kapitaal kan dat leiden tot tekorten op de betalingsbalans. Deze tekorten leiden tot aantasting van internationale reserves en dan komen er problemen in de wisselkoers, het prijspeil komt in beweging en de koopkracht van de mensen in gedrang. Vervolgens komen het vermogen en de economische activiteit onder zware druk. Kortom een vicieuze cirkel van teruggang als gevolg van een averechts economisch beleid. Die monetaire financiering leidt tevens tot een toename van overheidsschuld. In de jaren ’80 was die overheidsschuld 20% van het bbp, nu is deze 70% van het bbp (volgens Bureau voor de Staatsschuld).
Horen niets van de instituten
De econoom geeft aan dat de samenleving vervolgens niets hoort van de diverse instituten. “Ik heb in 2012 aangekondigd dat er een recessie in Suriname op komst is. Het is voor mij onbegrijpelijk dat het Bureau voor de Staatsschuld niet in staat is geweest die recessie te onderkennen en daaruit consequenties te trekken. Ik kom tot de conclusie dat de regering heeft gefaald met haar doelstelling om een sociaal fundament te beschermen en te verhogen. Er zal veel wijsheid en overleg nodig zijn om te komen tot een formulering van een nieuw beleid. In de formulering zal nader gekeken moeten worden naar onze instituten, zoals het parlement, Planbureau, Bureau Staatsschuld, etc.”, aldus Caram .
NK