In 2017 is er netto SRD 863 miljoen geleend door de overheid bij de banken en ongeveer SRD 20 miljoen bij anderen, waaronder overige financiële instellingen en de particuliere sector. Er is volstrekt niet geleend bij de Centrale Bank van Suriname (CBvS), en verder is er nog geleend uit het buitenland voor netto SRD 714 miljard. Deze leningen zijn gefocust op het wederom aansterken van het groeipotentieel van de economie: Infrastructuur, ICT, en capaciteit versterking. Deze informatie is transparant aanwezig in verscheidene publicaties van de overheid. Dit bij elkaar is geen monetaire financiering.
Allereerst het lenen bij de banken. Wanneer de banken de aangetrokken deposito’s uitzetten in kredieten en leningen aan andere spelers in de economie, bijvoorbeeld de overheid, bedrijven of huishoudens, gaat er geld dat is gespaard aan de ene kant van de economie naar de andere zijde van de economie. Het is geld dat reeds was gecreëerd, dus in omloop was gebracht, dat nu via de banken doorgesluisd wordt naar andere sectoren. Het is geen nieuw geld creëren, en dit feit verandert ook niet of er nu aan de particuliere sector of de overheid geleend wordt: het is géén monetaire financiering.
Ten tweede het lenen uit het buitenland. Hier geldt dat een spaaroverschot uit het buitenland wordt getransfereerd naar Suriname. Het Surinaams geld dat door omzetting van de getrokken lening wordt geboekt is gedekt door de toename in de monetaire reserves. Dit is een 1-op-1 proces, waardoor de economen ook zeggen dat dit geen monetaire geldcreatie is.
Ten slotte is het lenen bij particulieren of niet-bank instellingen ook onderhevig aan het doorsluisprincipe. Geen geldcreatie, maar spaargelden die elders in de economie worden ingezet.
Het economisch effect van het niet-monetair financieren van de overheid heeft zijn weergave in de relatieve prijsstabiliteit die na 2016 waarneembaar is. Was de gemiddelde inflatie in 2016 nog 55%, in 2017 was die gedaald naar 9%. Ook de wisselkoersstabiliteit is een teken van monetaire stabiliteit, waaraan voornamelijk het neutraal lenen door de overheid ten grondslag ligt. Onder de stabiele monetaire en financiële condities kan de economie beter groeien omdat positieve investeringsbesluiten genomen kunnen worden, werkgelegenheid toeneemt en het koopgedrag zich stabiliseert.
Het is volstrekt onjuist om te stellen dat vormen van monetaire financiering zich voordoen. Zolang de centrale bank geen nieuw geld creëert, niet leent aan de banken maar ook niet aan de overheid en er via banken enkel bestaand geld wordt doorgeleend is daar geen sprake van. Dit is de nummer één les in elk college over de monetaire politiek.