De conclusie kan getrokken worden dat het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, gezien zijn reactie, de ernst van het verzoek gedaan door de leerlingen van de 6 vwo-scholen, niet genoeg inziet. Het collectief van de vwo-scholen stelt het gevoel te hebben niet serieus genomen te worden. Op 26 juni 2018 hebben de vwo-examenkandidaten examen afgelegd in het vak Economie 2. Tijdens het examen bleek dat er vraagstukken aan de orde zijn gekomen, waarvan de theorie niet behandeld was. Anderzijds is een onderdeel dat was behandeld, niet opgenomen in het examenwerk. Meteen na het examen zijn de examenkandidaten gemobiliseerd. Er is vergaderd met de studenten van de vwo-scholen en besloten werd een schrijven te richten aan de inspecteur voor VOS. In de brief is het probleem aangegeven en gevraagd naar een snelle oplossing voordat de uitslag van het examen bekend wordt gemaakt. Voorts is er een ultimatum gesteld tot afgelopen dinsdag 4 juli. Voordat het ultimatum was verstreken, is er gebeld met de inspecteur. Zij gaf aan dat zij geen brief van het collectief heeft ontvangen. Kort daarna ontving het collectief het bericht dat Inspectie de brief wel heeft ontvangen. De brief is gedeponeerd bij de inspecteur sinds 27 juni 2018. “Het verbaast ons dat 4 werkdagen later de brief zijn bestemming nog niet had bereikt. Wat ons stoort, is dat we kort daarna bericht ontvingen dat de inspecteur de brief inmiddels al had ontvangen. Wij vrezen dat dit gedrag etaleert hoe “serieus” de mensen op de inspectie ons nemen.”
Ook NJP niet blij met reactie
Het collectief heeft dit probleem ook aangekaart bij het Nationaal Jeugdparlement (NJP). De vaste commissie onderwijs van het NJP heeft na de berichtgeving gelijk getracht contact op te nemen met de minister om een oplossing te brengen in het probleem. “Wij zijn van mening dat de studenten niet zomaar paniek gaan creëren”, zegt commissievoorzitter Hakiem Lalmahomed. “We hebben dit dus gelijk serieus aangepakt en geprobeerd de studenten te begeleiden. Eergisteren is er getracht contact op te nemen met de minister, hoewel dit niet volgens afspraak is gegaan. We dachten echter, gezien de urgentie van de zaak, om een oplossing te brengen voor de uitslag, een gesprek van tenminste 5 minuten met de minister te kunnen krijgen. Het protocol van de minister heeft ons aangegeven dat ze reeds bezig was met een ander gesprek. Ik vraag u, waar zijn we mee bezig? Zijn de belangen van de studenten niet belangrijk? Indien het ministerie niet tijdig de zaken behandelt, zal het NJP in hoger beroep gaan naar de vicepresident van Suriname. De wijze waarop de minister zelf het NJP heeft afgehandeld, denk ik niet dat er snel gewerkt zal worden aan het probleem.” Hoewel de NJP’er weet dat de leerlingen na deze reactie van het ministerie enigszins teleurgesteld zijn, wilde hij hen toch motiveren niet op te geven, omdat zij het recht hebben op te komen voor hun belangen.
NK
