Een van de meest wonderbaarlijke ervaringen die de toerist, die voor de eerste maal voet aan wal zet in Suriname, opdoet is zijn bejegening in winkels, warenhuizen en supermarkten. Hij of voelt stante pede wat een wereld van verschil dat is in vergelijking met hoe het in soortgelijke etablissementen toegaat niet alleen in Nederland – waar hij in negen van de tien keer vandaan komt – maar in om het even welk ander land ter wereld. Ik heb het verschijnsel wel eens eerder aangestipt in mijn stukjes, maar dan terloops en ben er niet dieper op ingegaan.
Als ik in Nederland een winkel – laten we zeggen een kledingzaak – binnenwandel komt er steevast een dame of heer naar mij toe die mij vriendelijk vraagt of ik iets speciaals zoek. Vervolgens vraagt zij – we houden het even op een dame – of zij mij bij het zoeken behulpzaam kan zijn. ‘Of wilt U liever even alleen kijken?’ is de vervolgvraag. Als ik die laatste bevestigend heb beantwoord houdt zij een beetje afstand, maar zij blijft opletten of ik misschien al iets op het oog heb zodat zij kan inspringen du moment dat dat nodig mocht zijn. Als zij merkt dat ik een paar kledingstukken van mijn gading heb gevonden begeleidt zij mij naar de paskamer en ook daar blijft zij behulpzaam met adviezen aangaande de pasvorm, de kleurencombinaties en andere belangwekkende zaken bij het kopen van kleding.
Wanneer geen van de kleren die ik heb meegenomen naar de paskamer mijn goedkeuring kan wegdragen neemt de verkoopster die met een vriendelijk gebaar van mij over, vouwt ze op of hangt ze terug in het rek van oorsprong. Die procedure herhaalt zich zo vaak ik wil. De verkoopster blijft glimlachen en behulpzaam.
Vergelijk dat eens met hoe het in Suriname toegaat. Als ik in Paramaribo een winkel binnenstap komt er niemand naar me toe, ook al ben ik de enige klant en zijn en wel vier, vijf of meer in het groen, rood of blauw gehulde verkopers of verkoopsters aanwezig. Als ik op een van hen toestap en vraag waar ik een kledingstuk van mijn gading en mijn maat zou kunnen vinden mag ik van geluk spreken als de winkeljuffrouw – we blijven bij de dame – zich verwaardigt om mij naar de desbetreffende kledingrekken te brengen. In het merendeel van de gevallen volstaat zij ermee met uitgestoken arm te wijzen naar de richting waar het kledingstuk van mijn gading zich globaal zou kunnen bevinden. Van enige verdere activiteit is geen sprake. Niet in de verste verte. Van de talloze kledingwinkels die Paramaribo rijk is maken overigens de Chinese het wel het bontst, maar daaraan kan een tekortschietende kennis van het Nederlands, het Sranan Tongo of het Engels debet zijn.
Vanzelfsprekend zijn er uitzonderingen (die de regel bevestigen) op de ongeëvenaard onvriendelijke bejegening van klanten in Suriname. Uitzonderingen op de regel dat verkopers en verkoopsters in Surinaamse winkels er blijkbaar een hekel aan hebben als een klant hun winkel binnenstapt en opgelucht ademhalen wanneer die weer vertrokken is. In een Chinese superstore zocht ik onlangs een paar sandalen en wel van een in dit land niet gangbare maat: 47 á 48! Een parttime hulp bij het aanvullen van de schappen – zij was van Indiaanse afkomst en woonde om de hoek – bleek uitermate behulpzaam bij het zoeken zowel in de schappen als in het magazijn. Zij vroeg mijn telefoonnummer en zou me bellen als er sandalen van mijn maat (surfplanken grapte een vriend) binnenkwamen en zo geschiedde. Als dank heb ik de Indiaanse, haar zuster en haar twee kinderen een zondagje meegenomen naar het ressort Overbridge. Zo kan het dus ook, maar het blijft een unicum.
Er zit ook wel een grappig aspect aan de klantonvriendelijkheid in de Surinaamse winkels. Bij de superaardige, super-beleefde en super-voorkomende Hollandse winkelbedienden kan je je nooit helemaal aan de indruk onttrekken dat, zodra je de winkeldeur achter je hebt dichtgetrokken, misschien van allerlei minder lovende dingen over je gefluisterd worden of misschien wel luidkeels geschaterd (tenminste als er geen andere klanten in de winkel zijn). ‘Wat een besluiteloze zeurkous was dat! En wat een pietlut en een ijdeltuit! Krentenweger! Voor een duppie op de eerste rang willen zitten! En wat een belachelijk jasje had hij aan!’ Je weet dat nooit helemaal zeker en je zult er ook nooit achter komen, hoe aardig die juffrouw of meneer in die Hollandse winkel ook tegen je deed. En dat is toch maar mooi een lichtpuntje van de Surinaamse winkelbedienden: je weet precies wat je aan ze hebt. Ze vinden je een vervelende lastpost die volkomen ten onrechte hun rust komt verstoren. Ze zijn blij als je je hielen weer gelicht hebt. Mèt of zonder broek of jurk. De kassa, de omzet, hun baantje – het zal ze worst wezen. Dat heeft toch ook wel iets soevereins, iets onafhankelijks, iets eigenzinnigs, iets niet-likkerigs. Maar vooral iets unieks, want Suriname is het enige land op aarde waar de klant geen koning is.
Anton van den Broek (jurist/bioloog)