Door de regering is als blijk van erkenning van de aanwezigheid van de Hindoestanen in Suriname, 5 juni uitgeroepen tot een nationale vrije dag. 5 juni is de dag waarop de eerste groep Hindoestanen met de boot Lallarookh in Suriname aankwam 145 jaar terug. De immigratie van de Hindoestanen wordt in de wetenschap aangeduid als ‘indentured labour’, een vorm van arbeid die niet gelijk was aan slavernij, maar deze wel benaderde. Het verschil was dat er nu een contract eraan te pas kwam tussen twee partijen, de overeenkomst wasa dat lijfstraffen en ontneming van de bewegingsvrijheid tot de consequenties behoorde. Kromsluiting behoorde tot de lijfstraffen die werden toegepast op de Hindoestaanse immigranten, het liet wonden achter op de enkels en de polsen. Ook werden immigranten voor het opkomen van hun arbeidsrechten veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Jonge immigranten pleegden zelfmoord. Het werk op de plantages was hard voor de immigranten, ook de omstandigheden waaronder ze zelf een bestaan moesten opbouwen in de zwampen en de jungle. Onderzoek wijst uit dat er sprake was van veel voortijdige sterfgevallen. Alles bij elkaar kwamen ca 34.000 Hindoestanen naar Suriname, waarvan een derde terugkeerde naar India. Een enkele kon niet meer in het thuisland aarden en kwam toch weer terug. Het geluk dat de Hindoestanen hadden, is dat ze Britsche onderdanen waren. Al in het eerste jaar van de immigratie waren er opstanden waarvoor het koloniale leger of de politie moest worden ingezet. De omstandigheden waarin de immigranten terecht kwamen, waren ronduit slecht. Er was sprake van veel contractbreuk vanuit de zijde van de vertegenwoordigers van de plantage-eiegenaren. Over de hele immigratieperiode leidden ingterpretatieverschillen over betalingen en het meten van het werk dat werd verricht, tot geschillen. De immigranten maakten veel overlijdensgevallen mee, door ziekte en door slechte voeding. Tijdens de Arbeidersdag is aandacht besteed aan het lijden van de immigranten en hoe hun protesten hardhandig werden neergeslagen. Er wordt altijd verwezen naar Marienburg 1902, maar al in 1884, dus 11 jaar na aanvang van de immigratie, werden op plantage Zorg en Hoop 7 immigranten die het werk hadden neergelegd, doodgeschoten. In 1902 kwamen 24 immigranten om, na te zijn neergeschoten als gevolg van protesten. Daarvoor was de planategedirecteir Mavor van Marienburg ook door immigranten vermoord. De onderzoeker Bhagwanbali is tot de conclusie gekomen dat in geen enkel land waar het indentured labour systeem werd ingevoerd (Guyana, Trinidad, Mauritius, Jamaica) zo vaak collectief verzet is gepleegd als in Suriname. Dit ondanks de immigratie later in Suriname werd opgestart dan in de anderen landen. De plantage-eigenaren, de grootste reden voor het eropna houden van een kolonie, hadden de slaven zwaar gemarteld en vermoord en ze hebben dat ook gedaan met de Hindoestaanse immigranten. De studie van Bhagwanbali leert dat in 1873, het jaar van de migratie dat maa4 6 maanden telde, er maar liefts 7 gevallen van collectief verzet werden geregistreerd waartegen de koloniale overheid het leger of de politie (of allebei) moest inzetten. Hij heeft ontdekt dat anderhalve maand na aankomsyt van de eerste immigranten er een verzet was waartegen leger of politie moest worden ingezet. De gevallen van verzet waartegen geen politie of leger moest worden ingezet, zijn niet eens geregistreerd. De immigratie duurde van 1873 tot 1916. In 1913 werd op last van de Britse regering een studie verricht door 2 onderzoekers in de landen waar Hindoestanen waren uitgezonden en de resultaten waren niet mooi, getuige ook de ca. 40 verzetsmomenten waar de regering geweld moest toepassen om deze te onderdrukken. Uiteindelijk werd 2-3 jaar na het rapport van de onderzoekers besloten, om de kolonisatie stop te zetten.
Hindoestanen zijn afgezet tegen de achtergrond van de stichting van Suriname, niet lang in het land. De wijze en snelheid waarmee ze burgers van het land zijn geworden en zijn opgegaan in de economie, in de politiek, in het landsbestuur en in de academsiche wereld is misschien ongekend, maar misschien karakteristiek aan de groep. Al in de tweede generatie kwamen topintellectuelen voort. Hindoestanen hebben een redelijk niveau van bestaan, maar maken ook armoede mee. De Hindoestaanse vrouwen hebben misschien van alle maatschappelijke groepen die in Suriname voorkomen, de grootste vooruitgang geboekt. We merken nu dat de jongens achter raken en net als andere groepen afvallen uit het onderwijs. De Surinaamse Hindoestanen zijn zeer gewaardeerd en verrijken met mooie gezicht van Suriname, een land dat qua multi-etniciteit geen gelijke kent in de wereld. Wij zijn nummer 1 en kunnen hoogleraren ‘vreedzaam samenleven en voortbestaan’ afleveren aan de hele wereld, vooral Amerika, Europa, Afrika en niet te vergeten Azie. Bij 145 jaar Hindoestaanse immigratie brengen wij een ode aan de Hindoestaanse vrouwen.