Leren

Wie op een zondagochtend wegens de aanhoudende regen haar of zijn op dat tijdstip gebruikelijke wandeling moet afblazen of een bezoekje aan de orchideeënmarkt bij de Cultuurtuin moet laten schieten, weet soms in arren moede weinig beters te doen dan de televisie aanzetten en hopen op iets interessants. Omdat het op dat tijdstip niet eenvoudig is de gebruikelijke religieuze programma’s te ontlopen, komt men al snel uit bij ‘Animal Planet’. Gelukkig blijven daar op zondag ook de hondjes en de katjes achterwege, en krijgt men herhalingen van natuurdocumentaires zoals over migrerende kuddes caribou op de onafzienbare sneeuwvlakten van Noord Canada en Alaska of de migratie van wildebeesten naar groene weiden waarbij zij, rivieren overstekend, vaak een smakelijk hapje vormen voor op de loer liggende krokodillen.
Onlangs zoomden de camera’s in op een kudde zebra’s in het noorden van Botswana (het vroegere Beechuanaland), op weg naar sappige graslanden in het zuiden, waarvoor zij een bos moesten doorsteken. Weliswaar niet een dicht regenwoud zoals wij hier in Suriname kennen, maar toch dicht genoeg om gemakkelijk het spoor bijster te raken. Niettemin vonden de zebra’s zonder ook maar één oriëntatiepunt perfect hun bijna honderd kilometer lange weg door het bos. Het stelde wetenschappers voor een raadsel, aldus de prime commentaarstem. Hoe was dat in ‘s hemelsnaam mogelijk zonder dat de dieren dat van iets of iemand geleerd hadden?
Natuurprogramma’s vormen in het algemeen voortreffelijke televisie en een verademing, afgezet tegen het banale amusement dat men doorgaans op de buis aantreft, of de deprimerende nieuwsuitzendingen, die vooral de pathologie van het menselijke samenleven tonen.
In die natuurprogramma’s is niet zelden de ouder-jong-relatie een populair onderwerp. De commentaarstem doet zijn best om overtuigend uit de doeken te doen hoe de jonge dieren – of het nu aapjes, stekelvarkentjes, krokodilletjes of ijsbeertjes zijn – goed opletten bij wat hun ouders doen of juist niet doen, om het even later zelf uit te proberen.
Het is begrijpelijk dat mensen geneigd zijn dieren te vergelijken met mensen. Je inleven in een dier vergt immers een verbeeldingskracht die niet iedereen gegeven is. Antropocentrisme is ook bij de makers van natuurdocumentaires eerder regel dan uitzondering en zelfs de vermaarde David Attenborough ontkomt er niet aan. Maar hoe staat het in werkelijkheid met dat leren van het jonge dier?
Laten we even blijven bij de zoogdieren. Als het bekomen is van de schrik van de geboorte is het voor het jonge kalf of veulen zaak om zo snel mogelijk op zijn wankele benen te staan en op zoek te gaan naar iets om zijn nog lege maag te vullen. Het kalf of veulen vindt al snel de tepels van de moeder tussen haar achterpoten. Het is een reflex, zoals het bij het jonge olifantje een reflex is de tepels te zoeken en te vinden tussen de voorpoten van de moeder. Vinden het kalf, het veulen en het olifantje de tepels niet dan zullen zij van honger omkomen.
De pasgeboren kangoeroe, zo groot als een pasgeboren muis omdat de moeder geen placenta heeft, kruipt naar de buidel. Daar is hij veilig en daar zitten de tepels van de kangoeroe. Vindt hij de buidel niet, dan sterft de jonge kangoeroe van honger. Het pasgeboren aapje klampt zich vast aan de haren van moeders buik want zij moet weer op zoek naar rijpe vruchten in andere bomen. Doet hij dat niet dan is hij ten dode opgeschreven.
Waarom doen pasgeboren dieren al die verstandige dingen? Vertelt hun moeder het hen? Of hun vader? Kijken ze het af van andere pasgeboren dieren? De verklaring is kinderlijk eenvoudig: het jonge dier dat de tepels of de buidel niet vindt overleeft niet en plant zich niet voort. Het gros van de jonge dieren doet vanzelf wat het moet doen en alleen zij overleven en planten zich voort. Zij zijn door de evolutie daartoe geprogrammeerd en geven dat genetische programma door aan hun nakomelingen. Het schildpadje op het strand van Galibi dat niet evenals zijn broertjes en zusjes zo snel mogelijk naar zee krabbelt waar het veilig zou zijn geweest voor krabben, fregatvogels en sabaku’s, laat geen sporen na in de genenpool.
De paar voorbeeldjes zijn met ontelbare uit te breiden maar dan zou ik aan de jaareditie van Dagblad Suriname niet genoeg hebben. Leren, cultuuroverdracht, is iets van mensen, niet van dieren. Die zijn voorgeprogrammeerd en doen vrijwel alles instinctief. Zij ‘leren’ soms dat bepaald gedrag wordt beloond en ander gedrag wordt bestraft en zullen dan pour besoin de la cause ‘kiezen’ voor het eerste. Maar met leren in de zin van het leren van mensen heeft het niets te maken. Jonge dieren leren niets van hun ouders.
Anton van den Broek (Jurist/bioloog)

error: Kopiëren mag niet!