Bij Koninklijk Besluit van 22 maart 1872 werd de immigratie bepalingen tussen Engeland en Nederland bekrachtigd en de werving van contractarbeiders vooral in Uttar Pardesh en West Bihar in Brits Indië is toen begonnen. Dit was het dichtstbevolkte deel van Brits Indië en door de slechte economische situatie was de hongersnood erg groot. Ook veel familie problemen was een aanleiding dat Indiërs weg wilden uit hun gebied.(problemen schoondochter-schoonmoeder-ongeoorloofde relaties)Anderen door een straf te ontkomen en weer anderen die naar een avontuur zochten melden zich aan. Op 5 juni 1873 kwam het eerste zeilschip Lallarookh hier aan met aan boord de eerste 399 immigranten waarvan 279 mannen,70 vrouwen, 32 jongens en 18 meisjes.
Ze werden gebracht naar het Koeliedepôt dat speciaal was ingericht voor opvang van de immigranten. Het Koelidepôt stond op de hoek van de Sommelsdijksekreek en de Kleine Waterstraat (Verlengde Kleine Combèweg). In de eerste 19 maanden werden er 3954 immigranten aangevoerd waarvan er 797 personen stierven door ziekte als syfilis, bloedarmoede en zweren.
Het eerste schip was een zeilschip en kwam aan op 05 juni 1873 na een reis van 100 dagen met 410 personen inclusief bemanningsleden (vertrokken op 26 februari 1873). Het eerste stoomschip genaamd Clive arriveerde op 29 augustus 1877 en kwam na 47 dagen met 327 immigranten aan in Suriname.
Stoomschip Sutlej heeft de meeste immigranten vervoerd nl. 856 en was 39 dagen op zee. Het laatste schip was Dewa met 303 immigranten en kwam na 48 dagen aan op 24 mei 1916. In totaal zijn er 34.512 immigranten vanuit Brits Indië naar Suriname gekomen als contractarbeiders om op plantages te werken. Alle immigranten kregen een contract en dat werd gesloten tussen de immigrant en het gouvernement. De plantage eigenaren huurde de contractanten.
De belangrijkste punten uit het contract waren:
1. Duur van ten hoogste 5 jaar arbeid verrichten;
2. Aantal werkuren 7 uren voor veldarbeid en 10 uren voor fabrieks arbeid;
3. Loon was 60 cent voor volwassen man en 40 cent voor een vrouw of jongen van 10 – 15 jaar;
4. Recht op vrije geneeskundige behandeling (vaker geen artsen geen medicijnen en lange afstanden af te leggen om de dokter te bereiken);
5. Vrije huisvesting (vaker slechte -oude slavenwoningen – ruimte van 3x2x2,5 met 3 mensen in één ruimte – gezamenlijke latrines en keuken;
6. Na afloop van het contract kon de immigrant kiezen tussen vrije overtocht naar India of nogmaals een nieuw contract of als vrije burger in het land vestigen en kreeg dan 100 gulden.
Het leven van de immigranten op de plantages
De immigranten waren ondergebracht in een zogenaamde rijtjeswoningen onder een dak met gezamenlijke keukens en latrines. Het werk was voornamelijk op koffie en suiker plantages en was erg zwaar. De leefomstandigheden waren barslecht en de plantage eigenaren hielden niet aan de afspraken.Daarom kwamen er een aantal verzetsacties van immigranten op de plantages.
Bekend zijn: Opstand van 1884 te Zoelen en in hetzelfde jaar te Zorg en Hoop en van 1918 wederom te Zoelen en van 1902 te Alliance en plantage Marienburg. We kennen de verzetsstrijders als Mathoera van Zoelen – Ramjanee van plantage Zorg en Hoop, en Jumpa Rajgoeroe van plantage Alliance. Tijdens de opstanden vielen er vaak veel doden. Ook is het verhaal van Masa Mewa (Mevor) bekend dat hij doodgekapt werd door opstandige immigranten Maar er zijn ook andere strijders geweest die we bij namen niet kennen bijv. de gezagvoerders van Jaglust en St. Barbara werden door immigranten van het leven beroofd. En laatst hebben we ook veel gehoord en gelezen over de opstand van djadja vrouw Teytrey.
Cultuur van brits Indische immigranten
Een belangrijke cultuur element is de taal. In Suriname heeft zich uit de meegebrachte talen en dialecten een gemeenschappelijke omgangstaal ontwikkeld, het huidige Sarnami. Bij religieuze plechtigheden wordt echter nog altijd het Hindi of Urdu of Arabische gebruikt. Vrijwel alle nakomelingen kunnen het Nederlands spreken en schrijven,terwijl van de jongeren velen het Sarnami niet meer kunnen spreken.(Sranang Tongo wel).Vele kledingdrachten vanuit India in moderne stijl wordt nog steeds gedragen (Sari – Salwar – Gharara – Dhoti –Paijama (bij moslims) en wat niet weg te denken is de Orhni of sluier (denk aan begrafenissen en Mandirdiensten). Ook de religieuze feesten zijn in takt gebleven. Wij denken aan Holi of Phagwa feest – Divali – Idul Fitre – Idul Adha en andere culturele evenementen zoals Bhaitak Ghana – Caútal en het Tadja feest (nu Taza groepen). Ook het Ramlila feest kennen wij nog steeds. De nakomelingen van de immigranten hebben zich in hun eetgewoonten eveneens aangepast aan het land en van de verbeterde sociale en economische situatie.
Van de 34512 immigranten zijn toen ongeveer 11.000 teruggekeerd naar India. Van de overige meer dan 22.000 zijn wij de nakomelingen waarvan een groot deel nu in Nederland woont. Gezien de leefomstandigheden in India mogen we onze voorouders dankbaar zijn dat ze voor Suriname hadden gekozen.
Krish Badal