Gesprekken over saillante gebeurtenissen in de recente geschiedenis van de mensheid gaan soms over de kwestie waar een of meer van de gesprekspartners zich bevonden juist op het moment dat de wereldschokkende gebeurtenis plaatsvond. De stap waarmee Neil Armstrong op 20 juli 1969 als de eerste mens voet op de maan zette kan zo’n gebeurtenis zijn. Of het begin van de Operatie Desert Storm op 17 januari 1991 waarbij de Geallieerde legers onder leiding van generaal Schwarzkopf de troepen van Saddam Hussein weer uit Koeweit verdreven. En misschien ook het live door de CNN uitgezonden begin van de Operation Iraqi Freedom in de vroege uren van 20 maart 2003, bedoeld om de (uiteindelijk niet bestaande) Iraakse massavernietigingswapens uit te schakelen.
Ikzelf herinner me nog levendig het bericht dat, voorafgegaan door een alarmbelletje, in de nachtelijke uren van 1968 op de immer ratelende telex van het Dagblad De Tijd verscheen, waarin werd gemeld dat tienduizenden Sovjetsoldaten geheel onverwacht het toenmalige Tsecho-Slowakije waren binnengevallen om een einde te maken aan de ‘Praagse Lente’: het socialisme met een menselijk gezicht van partijsecretaris Alexander Dubček. Ik was op dat moment de enige op de nachtredactie en belde onmiddellijk de hoofdredactie en de redactie buitenland uit bed.
Maar twee gebeurtenissen uit de recente wereldgeschiedenis springen er in dit kader uit: 1. Waar was U op het moment van de moord in Dallas op de Amerikaanse president Kennedy ? En 2. waar was U op het moment dat twee passagiersvliegtuigen zich in de Twin Towers in New York boorden ? Soms klinken verhalen zo onwaarschijnlijk dat de verteller op zijn minst genomen als iemand met een te grote verbeeldingskracht wordt beschouwd. De verteller wil vooral interessant overkomen en de bewonderaars op zijn hand krijgen. De geloofwaardigheid in casu hangt natuurlijk ook een beetje af van de persoon van de storyteller: met name zijn in het verleden gebleken betrouwbaarheid of juist ongebreidelde fantasie.
Eenentwintig jaar oud was ik toen ik september 1963 in mijn ouderlijk huis in een Nederlands provinciestadje mijn spulletjes bij elkaar zocht en vertrok naar de grote stad om er te gaan werken bij een landelijke krant, gesitueerd in de Nederlandse ‘Fleet Street’: de Amsterdamse Nieuwezijds Voorburgwal. Voor mijn sollicitatie gearriveerd bij het ‘Kasteel van Aemstel’ alwaar De Tijd resideerde, maande de dienstdoende redacteur mij me te spoeden naar café-restaurant De Roode Leeuw aan het Damrak, want daar speelden de twee hoofdredacteuren, mr Van der Kallen en baron Van Lamsweerde (alias de dichter Herluf van Merlet) hun dagelijkse partijtje biljart. Ik stapte bedremmeld op de fameuze journalisten toe en kondigde het doel van mijn bezoek aan. Kan je ook biljarten ? luidde de vraag en we speelden verder met zijn drieën. Rasartiesten deze heren ! Gelukkig had ik wat ervaring met het spelletje opgedaan op het tafelbiljart van een schoolvriendje dus ik kon de routiniers een beetje bijbenen.
Nog weinig ervaring in de journalistiek had ik – eigenlijk niet meer dan de redactie van het schoolkrantje van het Antonius College te Gouda – dus besloot ik me in te schrijven voor een cursus journalistiek aan het Instituut voor Perswetenschap van de Universiteit van Amsterdam. Die cursussen werden gegeven op de zaterdagochtend omdat de docenten, vaak zelf journalist, op dat ogenblik nog enige vrije tijd hadden. Op de ochtend van zaterdag 23 november 1963 haastte ik mij om nog op tijd in de cursuszaal op de Keizersgracht te zijn. Ik had de voorafgaande nacht diep geslapen en hele vrijdag ervóór ook en ik had dus alle nieuws van die dag gemist. Het was het inhalen geweest van slaap waaraan het mij vrijwel de hele voorafgaande week had ontbroken omdat ik toen nachtdienst had en ik het zonde van de tijd vond om overdag te slapen. Liever struinde ik rond in het opwindende Amsterdam!
Op het programma stond het college praktische journalistiek, zoals het maken van krantenkoppen, door de schrijver en redacteur van dagblad Het Parool Henry Knap – Han voor zijn vrienden. Knap was inmiddels begonnen met het college toen ik hijgend van het fietsen de collegezaal binnensloop en neerstreek op de achterste rij. Hij had krantenpagina’s bij zich met vette koppen, de Telegraaf het vetst. ‘Kennedy dood’. ‘Kennedy vermoord’. ‘President Kennedy te Dallas vermoord’. ‘Dood van Kennedy schokt de wereld’. Ik uitte tegen mijn buurman mijn bewondering voor de docent om zijn college zo goed voor te bereiden en daarvoor zelfs nep-kranten met fictieve koppen te laten maken. De gelaatsuitdrukking van die medestudent journalistiek heb ik nooit vergeten!
Mijn herinnering aan aanslag op de ‘Twin Towers’ in New York was, misschien op de locatie waar ik me toentertijd bevond na, minder spectaculair. Begin september 2001 was ik met een aantal vrienden met een zeiljacht vertrokken vanuit de haven van Piraeus bij Athene voor een tocht langs de Cycladen, een eilandenarchipel in de Egeïsche Zee ongeveer tussen Athene en Kreta. Op de ochtend van de 11e september voeren we weg uit een haventje aan de zuidkant van het eiland Serifos om na een paar zeemijlen langs de westkust af te buigen in noordelijke richting. Daar werden we verrast door een stormachtige noordenwind – de beruchte Griekse ‘meltemi’ – die zo in kracht toenam dat we het grootzeil moesten reven om op de fok verder te varen. Maar uiteindelijk moesten we besluiten alle zeilen te strijken en terug te keren naar het beschutte zuidelijke deel van het eiland. Ik vleide mij in het zonnetje met een handdoek op een strandje tussen de rotsen op flinke afstand van mijn mede-zeilers. Het is wel eens prettig om na dagen met zeven man op een zeiljacht eventjes alleen te zijn!
Plotseling kwam een van onze opvarenden op mij toegerend met de mededeling dat er vermoedelijk in Amerika iets vreselijks aan de hand was en troonde mij mee naar de dichtstbij zijnde de taveerne, bevolkt met bejaarde Griekse vissers die zich reeds aan de ouzo hadden gezet. Het gammele televisietoestelletje toonde beelden voorzien van onbegrijpelijke en onverstaanbare teksten van vliegtuigen die zich steeds opnieuw in een hoog gebouw boorden, maar na enige tijd begrepen wij dat het om het World Trade Center in New York moest gaan. Maar de clou van al die beelden ontging ons – het Grieks niet machtig – volledig. Totdat iemand op het lumineuze idee kwam om de waard te vragen even over te schakelen naar CNN! Wij vervolgden onze reis de volgende dag naar het eiland Hydra, niet ver van onze bestemming Athene, met de vlag van ons schip halfstok. Ongetwijfeld zijn er tal van frappanter en onwaarschijnlijker verhalen rondom die twee wereldschokkende gebeurtenissen. Maar, om met Guido Gezelle te spreken: ’t is waar ’t en was geen leeuwenhert maar toch ’t en was niet dwaas.
Anton van den Broek