Kinderen moeten vanaf het eerste moment een goede begeleiding krijgen. Maar wat wordt verstaan onder ‘vanaf het eerste moment’. Volgens pedagoog Wilma Mathoera- Chhangur moet een kind vanaf de geboorte een goede begeleiding krijgen. Als gesteld kan worden dat dit begint vanaf de geboorte, betekent het dat begeleiding start vanaf het thuisfront. Wanneer dat kind op school komt, moet er al een zekere basis aanwezig zijn. De klassejuf evalueert hoever zo een kind is ten aanzien van de vorming en wat er eventueel ontbreekt. Vanuit de schoolsituatie begint een goede begeleiding reeds bij de opvang. Het milieu/ de omgeving moet van zodanig aard zijn dat het kind zich op zijn /haar gemak voelt om daar aanwezig te zijn. Als de juf niet goed geluimd is of gestrest, zal de aanpak en begeleiding ook niet volledig zijn. Goede begeleiding betekent dus om na te gaan hoe de leerkracht met de leerling omgaat. Het omgaan met leerlingen is weten wat ze ervaren en dit proberen te begrijpen. “Een kind afsnauwen kan als gevolg hebben geen interesse voor de les. Als leerkracht moet je dus openstaan voor de leerlingen en hart hebben voor je werk is de basis hiervan.”
Klassikaal onderwijs
In Suriname kennen we nog steeds het klassikaal onderwijs, waarbij op traditionele manier les wordt gegeven waarbij een leraar of docent, voornamelijk in het basis- en voortgezet onderwijs, een groep leerlingen als geheel uitleg en instructie geeft. Hierbinnen komen kinderen van alle lagen van de samenleving voor, is er een diversiteit in cultuur en een verschil in intelligentieniveaus. Doordat het intelligentiefactor bij elk kind anders is, hebben sommigen dus wat meer aandacht nodig. Vandaar dat het tijdig signaleren wanneer een kind een probleem heeft, iets is dat niet gelijk gebeurt, zegt de pedagoog. “Wanneer dat kind in kleuter A zit, moet er een soort statusrapport van dat kind gemaakt worden, waarin duidelijk aangegeven is wat de beginsituatie van het kind is. Dat moet per klas bijgewerkt worden. Als het kind een rekenprobleem heeft, dyscalculie of een gedragsprobleem, dan moet het genoteerd worden en naarmate dat kind verder gaat, zal de schoolleider begeleiding zoeken voor zo een kind.” Zij is van mening dat hoewel de leerkracht bepaalde lessen heeft meegekregen tijdens de studiefase, zij een kind met bepaalde problemen niet kan begeleiden. Dat is meer een specialisatie van een pedagoog. De leerkrachten hebben namelijk ook niet de juiste tools om probleemsituaties aan te pakken. Vervolgens kunnen overvolle klassen ook een ander impact hebben in het achterhalen van uitzonderlijke gevallen. Wanneer klassen propvol zijn, vormt dit zowel voor de leerkracht als de leerlingen vanwege de rumoerigheid en warme klassen de nodige problemen vooral voor de concentratie. Kinderen die problemen hebben op school hebben sowieso naast de lessen meer begeleiding nodig, wat ze niet krijgen. Er is namelijk geen nazorg die de verzekering biedt dat het kind die sociale begeleiding krijgt, zegt de pedagoog.
NK