Onlangs verscheen in dWT een artikel van de hand van Ivan Cairo (jarenlange vriend van mij) met de titel “Autohandel, goudopkopers en cambio’s grootste witwassers”. Dit zou staan in een officieel Amerikaans rapport. Uit zijn online artikel (versie 11/04/2018 08:39) blijkt nergens dat de Amerikanen deze conclusie trekken omdat de Surinaamse persmedia dat zeggen. De ernst en gezaghebbendheid werd ingepeperd met zinnen als “zo concludeert het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken”. Of “het witwassen van geld in Suriname is, aldus het State Department”. En “er zijn aanwijzingen dat witwassen via handel voorkomt, meestal door de activiteiten van lokale autodealers, goudhandelaren en wisselkantoren”, stelt Washington”. Wat er in feite zwart op wit staat, is dat volgens berichten in de lokale media wordt aangenomen dat zowel nationale als internationale organisaties voor drugshandel het grootste deel van de witgewassen opbrengsten beheersen, die hoofdzakelijk lokaal worden geïnvesteerd in casino’s, onroerend goed, valutabedrijven, autodealers en de bouwsector. Dus de Amerikaanse conclusie is gebaseerd op berichten uit onze lokale media.
Nieuws is niet een weergave van ‘de werkelijkheid’, maar een weergave van een bepaald perspectief daarvan, is mij ooit oprecht uitgelegd. Het artikel had daarom evengoed betiteld kunnen worden als “Lokale media bepalen conclusie VS over witwassers”. Natuurlijk zou de eerste vraag kunnen zijn: is dat zo? Nemen de lokale media aan dat genoemde sectoren witwassers zijn? Melden ze dat ook in hun berichten? Is dat terecht? Heeft de media altijd gelijk? Wat schreef de blanke media over de zwarte Zuid Afrikaan tijdens de apartheid? Wat schreven de media over de Joden in Nazi Duitsland? Wat zegt de rechtse media tegenwoordig over allochtonen in Europa? Media en journalistiek mogen zich niet aanmatigen een soort ‘divine right’ op de waarheid te hebben. Het blijft mensenwerk en mensen zijn geen goden. Anderzijds, van de Amerikanen, maar ook van Cairo had men mogen verwachten dat zij hun perspectief zouden verbinden aan de noodkreet geuit door de gewezen voorzitter van de Surinaamse Vereniging van Journalisten, Wilfred Leeuwin. Hij maakt zich oprecht zorgen over de kwaliteit van journalistiek en mediabedrijven. In zijn schrijven op de Internationale Dag van de Persvrijheid op 3 mei 2015, stelt hij:
-“dat voor zeker negentig procent van wat rondloopt als journalist of een bedrijf heeft waar journalistiek ‘bedreven’ wordt niet eens weet wat het woord betekent”;
-“ontberen de redacties en de journalisten de fundamentele kennis over wat zij eigenlijk aan het doen zijn”;
-“onze mediabedrijven en journalisten zonder, om even te zwijgen over ontwikkelingsjournalistiek, zelf de basis beginselen van het vak ontberen de eerste verantwoordelijken zijn die het beroep ondermijnen”.
Was het maar dat het resultaat slechts voor eigen rekening was. Helaas wordt niet alleen schade toegebracht aan het beroep, maar wordt onrecht aangedaan aan zij (het publiek) die recht hebben op een juiste en kwalitatieve belevenis van het recht op vrije meningsuiting.
Samengevat, het hoogontwikkelde Amerika, dat via ons deels onvolrijpte persmedia, de conclusie trekt in welke sectoren de witwassers actief zijn en die dat dan internationaal publiceert. Deze publicaties dragen bij tot een slechtere ranking van Suriname. En Surinaamse bedrijven en Surinamers krijgen meer problemen met banken en internationaal zaken doen.
Cairo/dWT achtte het voorts niet belangrijk het publiek te informeren over de achtergronden en andere resultaten van dit rapport. De VS heeft een twee-vliegen-in-een-klap policy. Bescherming van haar burgers thuis, door steun in de bestrijding van de criminaliteit in andere landen. Steun in, onder andere, adviezen en wetgeving. Jaarlijks evalueert men dit beleid en maakt een tweedelig rapport. Een over ‘drugs and chemical control’ en het tweede deel over money laundering en financial crimes. Hoe precies de informatie per land wordt verzameld is niet geheel duidelijk, nu blijkt dat men met persberichten werkt. Dit zou onze pers alleszins moeten prikkelen. Deel 1 noemt 22 grote drugs producerende en drugsdoorvoerlanden, waaronder India. Suriname is nog steeds genoemd als doorvoerland, maar niet als groot doorvoerland en helemaal niet als producerend land. Er zijn 33 grote drugs-chemicaliën-landen genoemd, waaronder Nederland. Suriname niet. Deel 2 noemt 90 ‘major money laundering countries’, waaronder Suriname, maar ook Nederland en Canada. Tevens wordt in een vergelijkende tabel (90 landen) aangegeven hoeveel van de 14 voorgestelde wetgevingen t.a.v. bestrijding money laundering ingevoerd zijn (al dan niet sufficiënt). Suriname heeft aan 12 voldaan en aan 2 niet. Een van de vele voordelen van het bestrijden van witwassen is dat het ook een bestrijding van de drugscriminaliteit is. De drugsopbrengsten kunnen namelijk nergens gebruikt worden. Er is in meer of mindere mate een relatie tussen drugscriminaliteit en witwassen.
De optimist of nationalist zou het rapport anders kunnen interpreteren. Met name, Suriname produceert geen drugs, ook geen drugschemicaliën en is geen groot doorvoerland, hoeveel valt er nog wit te wassen? Des te erger, als wij de anti witwaswetten uitvoeren. “Suriname op weg, maar nog niet klaar in de strijd tegen drugs en witwassen” had evengoed de titel kunnen zijn. Geheel afhankelijk van het perspectief van de schrijver. Elke hoogwaardige democratie heeft de pers nodig. Wat een democratie ook nodig heeft, is tolerantie en respect voor elkanders mening. Net als bij een ware vriendschap.
Jules Ramlakhan
(Surinamer, ondernemer en democraat)