Hoogleraar Jack Menke van de Anton de Kom Universiteit (Adek) van Suriname heeft in een seminar over lepra gesproken over de resultaten van een onderzoek. Dit onderzoek gaat over de mondelinge verklaringen van leprapatiënten uit een periode van 1945-2017. Dit onderzoek zal tevens gepubliceerd worden onder de naam ‘De tenen van de leguaan’. “We zijn in 2012 begonnen aan een project waarbij er patiëntenperspectief is toegepast aan het onderzoek in plaats van artsen, instanties, gezondheidswerkers, beleidsmakers te interviewen. Dit onderzoeksteam bestaat uit 11 personen. Er is geprobeerd op deze manier een beeld te schetsen van het leven van een leprapatiënt. Het heeft anno 2018 ertoe geleid dat kwalitatief historisch onderzoek, gebaseerd op diepte-interviews, tot ongelooflijk veel materiaal, voorzichtig gezegd hypothesen, heeft gezorgd die dwars door disciplines heen hebben gemotiveerd om te beginnen aan dit pilot project”, zegt Menke.
Suriname heeft in de periode 1938-2015 rond 6 leprozerieën oftewel leprakolonies gekend. De laatste leprakolonie werd in 1972 gesloten, te weten Groot Chatillon die schuin tegenover Domburg lag. Drie van de belangrijke leprozerieën, die tot de 19de eeuw operatief waren, zijn Majella, Batesda en Groot Chatillon. Majella was de meest strenge en Chatillon de minst strenge, maar werd toch door sommige patiënten een duivelseiland genoemd. Verhalen, zoals een grote slang die patiënten opat, waren de vreemde verhalen en/of mythen die patiënten vertelden. Chatillon was ook het grootst van alle leprakolonies, het was het meest tolerant en multi-etnisch.
Oral history
Een belangrijke vraag waar de onderzoekers hebben stilgestaan, zijn de diverse percepties en het gedrag van leprapatiënten bij het verklaren en behandelen van lepra. Voor het onderzoek zijn er 30 patiënten geïnterviewd, een deel uit de segregatiefase (1728-1945) en een aantal van de post segregatieperiode (na 1973) met heel veel medewerking van de Dermatologische Dienst. Oral history is een heel andere benadering dan het traditionele onderzoek, waar men gebruikmaakt van archiefmateriaal en was voor de universiteit een nieuw concept. “Het gaat om dieptepsychologische interviews met de complicatie dat je met personen werkt die gestigmatiseerd zijn. De informanten waren dus patiënten na 1972 (14 personen) en de overige 16 patiënten waren afgezonderd in een leprozerie. De verklaringen van de patiënten uit de segregatieperiode waren dat slechts 3 geloofden in een moderne verklaring en dat wil zeggen in besmetting of erfelijkheid en bij de post segregatiepatiënten geloofden ruim 9 van de 14 in een moderne verklaring. Er is gesteld dat in de post segregatieperiode er veel jongere mensen waren (onder de 50 jaar). Wat duidelijk eruit kwam, is een vorm van medisch pluralisme bij alle 30 patiënten, doordat er bij de patiënten in de segregatieperiode zowel de moderne als de traditionele therapie werd toegepast.
NK