Advocaat Irene Lalji concludeert dat de uitspraak gedaan door de kantonrechter niet evenwichtig is in de strafzaak, waarin Mohomed Liakathoessein en zijn partner Pamela Changa elk voor 7 jaar zijn veroordeeld. De rechter heeft woensdag uitspraak gedaan in deze zaak. Het betreft een strafzaak die sinds november 2014 op het bord van de kantonrechter ligt. De verdediging is van mening dat de rechter vonnis heeft geveld op basis van emotionele overwegingen. Volgens Lalji, die de verdediging voerde voor Liakathoessein, heeft de rechter in haar vonnis met geen woord gerept over het ontlastend bewijsmateriaal, welke de advocaat in deze zaak naar voren heeft gebracht. De rechter heeft als bewijs aangehaald de verklaring van de broer van Liakathoessein, de moeder en de verklaring van de medeverdachte Changa. In het vonnis heeft de rechter aangehaald dat de broer op de zitting als getuige is gehoord en ten overstaan van de rechter, bovendien onder ede heeft verklaard dat de verklaring die hij bij de politie had afgelegd een verzonnen verklaring was en dat hij die verklaring onder druk van de politie had afgelegd. Daarnaast heeft deze getuige ook nog gezegd dat hij geen verdere verklaringen wenste af te leggen. “De rechter gaat bij de motivering van het vonnis helemaal hieraan voorbij”, zegt Lalji.
Verder haalde de rechter de verklaringen van de medeverdachte Changa aan, maar de verdediging heeft in haar pleidooi ook aangehaald dat Changa als getuige a décharge is gehoord. “Getuigenverklaringen, die bovendien onder ede zijn afgelegd en van hogere waarde zijn dan een verklaring van een medeverdachte die steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd, zijn bij deze rechter andersom beoordeeld.” De rechter is bovenal voorbijgegaan aan de ontlastende verklaringen die de advocaat heeft aangehaald omtrent een gerechtelijk vooronderzoek dat in Nederland is verricht, waarbij twee getuigen zijn gehoord en ontlastende verklaringen hebben afgelegd. “De rechter heeft in haar vonnis alleen belastende verklaringen genoemd en de ontlastende verklaringen en het ontlastend bewijs genegeerd.” Op grond van dit onevenwichtig vonnis heeft Lalji aangegeven in hoger beroep te zullen gaan. “De rechter zegt heel gemakkelijk dat de verdachten het recht hebben om in hoger beroep te gaan en daarvan maken wij gebruik, maar wij weten in Suriname dat de behandeling van hoger beroepzaken jaren op zich laat wachten. Juist omdat behandeling van hoger beroepzaken jaren duren, moeten wij vonnissen hebben die zorgvuldig door het kantongerecht zijn beoordeeld”, aldus advocaat Lalji. De advocaat benadrukte dat zij de rechter niet heeft besproken, maar wel haar vonnis in deze zaak.
Saskia Bandhan