(21 december 1929 – 31 januari 2018)
Erwin de Vries heeft op 31 januari 2018 het aardse leven vaarwel gezegd. Reeds kort na zijn heengaan zijn er verscheidene artikelen over zijn leven en werk verschenen.
Het is niet mijn bedoeling in herhaling te treden, maar ik wil slechts enkele impressies geven van mijn ervaringen met de grootmeester van de Surinaamse schilderkunst met wie ik een decennialange vriendschappelijke relatie onderhield.
Ongeveer drie weken geleden belde Erwin mij op om een drankje met hem te gebruiken op de speciaal voor hem ingerichte locatie, met de door hem zelf beschilderde tafel in ’t Vat aan de Kleine Waterstraat te Paramaribo. Ik was verrast door zijn telefoontje, daar ik in mijn persoonlijk leven zelf een moeilijke tijd achter de rug had, waardoor wij elkaar in geen maanden gezien en gesproken hadden. Zijn stem klonk even ferm als altijd en bij de ontmoeting zag hij er ook niet uit als iemand die binnen korte tijd fysiek niet meer aanwezig zou zijn. Maar de waarheid die Shakespeare ons in Hamlet reeds eeuwen geleden heeft meegegeven blijft onverkort geldig: “to be or not to be, that’s the question”. De menselijke existentie kan van het ene moment op het andere eindigen.
Ik maakte Erwin nog een compliment voor zijn goede psychische, maar ogenschijnlijk ook fysieke conditie. Hij verontschuldigde zichzelf ervoor dat hij sinds korte tijd niet meer zelf achter het stuur zat, maar zich liet rijden. Voor het samenzijn had hij ook Jan Currie en Carla Bakboord, ook oude vrienden van hem, uitgenodigd. Hij was vergezeld van een neef van hem, die hem naar ’t Vat gereden had. Hij liet mij met trots het beeld zien dat achter zijn tafel stond en dat op zijn 88ste verjaardag onthuld was door de Vice-president van de Republiek Suriname. Gelukkig heb ik er nog aan gedacht het beeld met Erwin en mij te fotograferen. Dit met assistentie van Carla Bakboord, die dit moment vastlegde.
Er ontspon zich een levendige discussie over verscheidene onderwerpen en Erwin genoot er zichtbaar van. We gingen uit elkaar met de belofte om ten hoogste over een maand weer een bijeenkomst te hebben op dezelfde plaats.
Groot was de schok daarom ook voor mij toen ik vernam dat Erwin na een operatieve ingreep, die eerst succesvol leek te zijn, het leven gelaten had.
Erwin en ik waren gedurende meer dan twintig jaar buren van elkaar aan de Anton Dragtenweg. Gedurende die tijd hebben wij vaker langdurige gesprekken met elkaar gevoerd aan de oever van de Surinamerivier. Soms op zijn pier en soms bij mij op het terras. Wat Erwin altijd dwars gezeten heeft, is het gebrek aan erkenning die hij in zijn eigen land ervoer. Hij vond dat hij buiten Suriname veel meer gewaardeerd werd. Als voorbeelden noemde hij de grote opdrachten die hij buiten Suriname, vooral in Nederland kreeg, en de exposities die voor hem georganiseerd werden. Ook vond hij dat hij nauwelijks schilderijen verkocht in ons land, omdat de meeste mensen die goed in de slappe was zaten, zijn werken te duur vonden. Mijn persoonlijke mening is dat de virtuositeit van Erwin het beste tot uiting kwam in zijn beeldhouwwerken. Maar ook wat dit laatste betreft, vond hij dat men in Suriname te weinig bereid was hem de gevraagde prijs te betalen. Zelf weigerde hij zijn werk onder de door hem vastgestelde prijs van de hand te doen. Alleen zijn vrienden kregen wel wat korting, althans dat gaf hij als zijn standpunt. Ik wees hem erop dat hij bekend stond als op zijn zachtst gezegd een te commercieel getinte kunstenaar. Dit werd door hem terstond gepareerd met de opmerking dat hij heel veel werken gedoneerd heeft voor goede doelen. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat dit laatste juist is.
Persoonlijk vond ik dat wel wat viel af te dingen op de door hem gedane uitspraken. Ik vertelde hem dat hij bij mijn weten de enige Surinaamse kunstenaar was, die uit zijn verdiensten een villa aan de Anton Dragtenweg heeft kunnen kopen. Zijn verre voorgangers (in Nederland) zoals Rembrandt, Jan Steen en Vincent van Gogh zijn niet zo gelukkig geweest.
Ook wees ik hem erop dat hij veel decoraties had ontvangen en uiteindelijk zelf de hoogste die in ons land mogelijk is: Drager van het Groot Lint in de Ere-Orde van de Gele Ster. Schertsend zei hij daarop dat hij wel ereburger van Amsterdam was, maar niet van Paramaribo.
Erwin had de mogelijkheid om elders op de wereld te gaan wonen waar hij meer waardering zou kunnen genieten. Maar hij heeft speciaal gekozen om zijn leven in Suriname te leiden en heeft zelfs zijn Nederlandse nationaliteit prijsgegeven voor de Surinaamse. Hij verliet ons land alleen maar als hij in het buitenland moest exposeren of werken. Dit was bijvoorbeeld het geval toen hij het Nationaal Monument Slavernijverleden in het Oosterpark (Amsterdam) moest maken. Hij vertelde mij dat er initiatieven waren om ook in eigen land een dergelijk monument op te zetten, maar dat zowel de overheid als particulieren de benodigde fondsen hiervoor niet bij elkaar hadden kunnen brengen. Ook dit ervoer hij als een gebrek aan waardering op eigen bodem.
Wat mij altijd heeft beziggehouden is welke factoren de prijs voor een schilderij bepalen. Hierop heb ik overigens nog steeds geen bevredigend antwoord kunnen krijgen van de deskundigen. Ik heb deze vraag aan Erwin voorgelegd. Ik vertelde hem daarbij dat veel mensen de werken van andere Surinaamse kunstenaars veel mooier vinden dan de zijne, maar dat hij toch een veelvoud vraagt van de prijs die anderen hanteren. Het gaat daarbij vaak om kunstenaars die in ons land ook een gevestigde naam hebben. Hij reageerde hierop met de vraag hoeveel van hen erin geslaagd waren om schilderijen van hun hand geplaatst te krijgen in musea en kunsthallen in Caracas, Kingston, New York, Amsterdam (Stedelijk Museum) en andere belangrijke plaatsen in de wereld. Hiermee wilde hij te kennen geven dat je als kunstenaar ervoor moet zorgen wereldbekendheid te verwerven. Pas daarna verkrijg je het recht meer te vragen voor jouw werk dan een kunstschilder bij wie dat niet het geval is.
Belangrijk vond hij daarbij ook dat jouw werk een eigen “handtekening” moet hebben, waardoor het voor kunstkenners direct herkenbaar moet zijn. Maar als ook niet-kunstkenners dit herkennen dan is dat natuurlijk ook meegenomen. Dat het laatste bij Erwin het geval is, blijkt uit de navolgde anekdote: Op mijn 54ste verjaardag maakte hij mij een erotische schilderij cadeau, niet vreemd omdat erotiek bijna het keurmerk is van de schilderijen van Erwin de Vries. Aangezien ik op dat moment nog jonge dochters had, besloot ik het cadeau weg te moffelen in een minder zichtbaar deel van mijn studeerkamer, dat normaliter op slot was.
Enkele jaren later maakte Erwin mij opnieuw een schilderij cadeau, ditmaal minder erotisch gekleurd. Ik liet het schilderij aan één van mijn dochters zijn, die toen ongeveer zeven jaar oud was en zei haar: “dit is door oom Erwin geschilderd”. Hierop antwoordde zij tot mijn grote verbazing: “maar die in jouw studeerkamer met die vrouw met gepierde p….. is toch ook van oom Erwin?” Een duidelijker bewijs van de inherente handtekening heb ik nooit meer gekregen!
Wat Erwin gedurende de laatste jaren van zijn leven bezig heeft gehouden is op welke wijze zijn nalatenschap aan schilderijen behouden zou kunnen worden voor de Surinaamse samenleving. Hij heeft hiervoor diverse autoriteiten benaderd om de mogelijkheid na te gaan hem een stuk grond te doneren, waarop een museum gebouwd kon worden, waarin zijn nog onverkochte werken tentoongesteld kunnen worden. Erwin beschikte namelijk over een groot aantal schilderijen dat hij opgeslagen had in een luchtgekoelde container op zijn erf en die hij aan niemand liet zien. Het is hem helaas niet gelukt om dit project tijdens zijn leven te realiseren. Hopelijk kan zijn droom toch nog verwezenlijkt worden, uiteraard thans met de medewerking van de erfgenamen en de autoriteiten.
Één ding staat vast, Erwin is erin geslaagd Suriname op de wereldkaart van het kunstgebeuren te brengen. Zijn werk geniet buiten Suriname en zelfs in de grote wereld van de kunst bekendheid.
Wat dat betreft behoort hij tot een kleine groep van Surinamers die door hun prestaties Suriname positief op de wereldkaart hebben geprojecteerd.
Ik hoop daarom dat de waardering voor Erwin zal zijn dat het museum met zijn werken er komt, maar ook dat hem een staatsbegrafenis ten deel valt.
Aan zijn wederhelft Lilian Abegg en kinderen wens ik heel veel kracht toe!
Carlo Jadnanansing